Reisverhalen

Column Anna: Het aards paradijs

09:11

Het weer blijft stabiel, met een mooie oostenwind. Na een paar dagen rondkijken in Hanga Roa hebben we een beetje door hoe het hier met het weer werkt. Alle praktische dingen zijn gedaan. Onze bootbuurman zal een oogje in het zeil houden, dat geeft ook een gerust gevoel. Kortom, we durven het aan. We gaan een dag het eiland rondrijden en alle prachtige locaties bekijken waar we al zoveel over hebben gelezen. Wietze lacht: “Je hebt er al zoveel over gelezen dat je wel als gids zou kunnen werken. ” Ik lach mee en voel me een zondagskind dat we hier zijn en op pad kunnen gaan. We gooien eten, drinken en een reisgids in de rugzak en gaan op pad.

Het is hoogseizoen, dus een auto huren is uitgesloten. Dat hadden we weken van tevoren al moeten regelen. Dus wordt het een scootertje. We verrassen de verhuurder met een verzoek om helmen. De meeste mensen hier hebben kennelijk harde koppen, want we zien weinig mensen met een helm op rijden. Hij diept een paar pothelmen op waar we hard om moeten lachen. Als een heuse Bob en Annie gaan we op pad, nagezwaaid door de Rapanui-jongeren die het wel een mop vinden om twee van die senioren zo rond te zien rijden.

Al snel rijden we langs de zuidoostkust van het eiland. Dit is de kust waar de heersende winden op beuken. Zwarte vulkanische steen, de zee in al haar knalkleuren blauw en wit, het groengeel van het grasland: het beneemt je de adem. Zo mooi. Hier en daar een toefje lage bomen, maar voor de rest is het landschap bedekt met gras, lome heuvels en een paar hele oude vulkaankraters. We stoppen bij ‘ahu’: een soort plateau van steen waarop ‘moai’ staan. De moai zijn beelden die men hier eeuwen geleden van de voorouders maakte. Ze zijn omgegooid en liggen met hun neus in het zand. Dat maakt het echter niet minder indrukwekkend. Ze zijn enorm groot.

De hele ochtend slingeren we van de ene moai naar de andere ahu en vallen we van de ene verbazing in de andere. Vooral de gerestaureerde ahu en moai maken diepe indruk. Na een paar uur rijden we langs de noordkust van het eiland. Hier ligt iets meer zand langs de kust, dus er komen nog een paar nieuwe tinten blauw bij. En dan ineens zien we palmbomen. Nog een stukje verder draaien we naar een inham en komt de brommer schijnbaar spontaan tot stilstand. Stil stappen we af zonder onze ogen van het uitzicht af te houden. Het is een soort oase. Wit zand, palmbomen, een knalblauwe zee en een rijtje prachtig gerestaureerde moai. Ze zijn kleiner dan de andere die we hebben gezien, maar deze hebben veel mooie, kleine details die we nog niet eerder zagen. Genietend staan we alles in ons op te nemen.

Dit is de plek waar ik me zó op heb verheugd, Anakena. Dit is de baai waar, volgens de overlevering, de eerste bewoners van Paaseiland aan land kwamen. Zo’n twaalf eeuwen geleden was dat koning Hotu Matu’a. En op 7 april 1722 landde Jacob Roggeveen hier met zijn bemanning. Het was Paaszondag, vandaar de naam Paaseiland. Ze ontmoetten Rapanui en boden geschenken aan, waaronder spiegeltjes en kralen. De ontmoetingen tussen de Rapanui en Roggeveens bemanning verliepen met wisselend succes. Uiteindelijk werden ze door het weer gedwongen om al vrij snel te vertrekken. ‘Klinkt bekend’, denk ik cynisch. Tijdens de korte periode aan land ontdekte Roggeveen een welvarende maatschappij: landbouw, beetje veeteelt, weldoorvoede mensen. Hij was ervan onder de indruk en noemde Paaseiland het Aards Paradijs. En als je hier op het strand van Anakena staat, realiseer je je dat het er nog vrijwel net zo uitziet als hij het aantrof. We praten elkaar de oren van het hoofd en blijven vergelijken. “Op het strand liggen op deze zondagmiddag weldoorvoede toeristen, zelfs daar is een kleine vergelijking te maken”, maak ik een grapje naar Wietze.

We lunchen in een tentje op het strand en kijken naar het prachtige uitzicht. Steeds zie je weer nieuwe details. Op een gegeven moment moet je de camera wegleggen, want je blijft knippen. Na de lunch pakken we de pothelmen weer op en lopen we terug naar de brommer. Vlak bij de uitgang staan tafels met souvenirs erop. Rapanui-dames met bloemen in het haar proberen van deze mooie stranddag ook een economisch succes te maken. We staan er even blij stil en kijken naar de koopwaar. “Hé,” zegt Wietze met een lachje, “moet je kijken: spiegeltjes en kralen.” Met een grijns stappen we op de brommer. Die Roggeveen, hij moest eens weten.

 

Paaseiland, Stille Oceaan, maart 2016.

 

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten