Reisverhalen

Column Anna: Batavia’s kerkhof

09:14

Column Anna
Ankeren wordt ontmoedigd, je ligt aan grote meerboeien

“Het raakt je echt hè?” zegt Wietze terwijl hij een arm om me heen slaat. Ik knik en ben eigenlijk ook verrast hoeveel het me doet om hier nu te zijn. De Houtmans Abrolhos eilanden. De plek waar veel schepen een voortijdig einde gevonden hebben; de eerste en meest aansprekende was de Batavia die hier op 4 juni 1629 te pletter sloeg. Ik ben ruimschoots besmet met het ‘Batavia-virus’ sinds ik jaren geleden op de Bataviawerf gewerkt heb. Tientallen keren heb ik over haar dekken gelopen en het verhaal van de schipbreuk en nasleep kan ik dromen. Je maakt daar een plaatje van in je hoofd. Ik had toen in mijn wildste dromen niet kunnen verzinnen dat we hier nu varen op onze eigen boot. Mijn emotie vindt zijn weg in een knutselprojectje. Van eenvoudig dun bruin papier maak ik een krans. Het is immers een natuurgebied, dus ik wil alleen iets in het water leggen dat snel afbreekt. ‘Rust in vrede. Batavia en bemanning’ schrijf ik er op. Wietze weet dat ik een hekel aan knutselen heb, dus hij concludeert in stilte dat er dus echt wat gaande is.

Column Anna

Ik leg een krans voor de Batavia en haar bemanning

Drie groepen

De Houtmans Abrolhos eilanden liggen over een lengte van ongeveer honderd kilometer langs de westkust van Australië. Het is een soort ribbel in de zeebodem: een heel breed rif met daarop hier en daar een laag eilandje dat boven water uitsteekt. Het rif is zo’n tien kilometer breed, alles bij elkaar dus een heel oppervlak. Er zijn twee onderbrekingen in het rif, waardoor er drie eilandengroepjes ontstaan: de Pelsaert groep, de Easter groep en de Wallabi groep. De Batavia is dus tussen de Easter groep en Wallabi groep doorgevaren en op het allerlaatste moment op de Wallabi groep gelopen. Als je op de kaart kijkt, had het niet veel gescheeld of ze waren er tussendoor geschoten. Het mocht niet zo zijn.

De eilanden zijn al ruim een eeuw min of meer bewoond. De vogelpoep die hoog opgetast lag, is er vanaf geschraapt om als mest te dienen in de landbouw. Daarna kwamen de vissers: ze bouwden zomerverblijven met lange steigers om het ondiepe rif te overbruggen en hun bootjes aan te kunnen leggen. Hele gezinnen woonden er enkele maanden per jaar. Elke zomer kwam er meer en meer pleziervaart naar de Abrolhos. Al snel kwam het besef dat de natuurwaarden hier erg uitzonderlijk zijn. Nu is het grotendeels een beschermd gebied met streng gereguleerde recreatie en visserij. Gelukkig konden we een vaarvergunning krijgen voor een week. Ankeren wordt ontmoedigd: er liggen overal knotsen van meerboeien voor schepen tot wel 40 ton.

Bovenwindse knuffels

Column Anna

Schattige zeehondjes op White Bank

We varen van Geraldton in 8 uur naar de Easter groep en pikken een meerboei op bij een klein eilandje dat bewoond wordt door een grote kolonie zeehonden. Ze zijn absoluut niet schuw, het is een gedartel rond de boot dat het een lieve lust is. We blazen de bijboot op en gaan naar het eilandje. Zeker de kleintjes zijn té schattig. Ze liggen lekker te slapen en we lopen er op onze tenen tussendoor. Papa zeehond tilt z’n kop op en volgt ons argwanend. Maar dan krijgt hij er genoeg van en met een grom gaat hij verder pitten. Als we de andere kant van het eilandje bereikt hebben, weten we niet hoe snel we weer terug moeten lopen. De schattigheid heeft nogal een vislucht. Tjonge.

De volgende ochtend gooien we los en gaan op pad naar de Wallabi groep. Het is grauw en buiig weer; het maakt het bezoeken van de plaats waar het misging met de Batavia erg sinister. We durven tot een halve mijl van het rif te varen. Dan wordt erg ondiep. Er staat een forse deining, dus Wietze zegt: “hier moet je het maar doen”. Ik spreek plechtige woorden en leg m’n krans in het water. Langzaam zie ik hem naar het rif drijven. Wietze slaat al achteruit en we gaan met een bocht naar het noorden, waar het diepe kanaal loopt dat de Wallabi groep in twee helften verdeelt. In de beschutting van Turtle Bay pikken we een meerboei op.

Hoe zat het ook alweer?

De Purnama ligt er al: een Spaans wereldzeilers-gezin dat we in Fremantle ontmoet hebben. Als we even later bij hen aan boord aan de thee zitten, vraagt Laïa: “wat is er zo bijzonder aan het Batavia-verhaal?”. Ik probeer het zo kort mogelijk samen te vatten. “De Batavia was destijds het machtigste schip dat de VOC ooit gebouwd had. Sneller dan verwacht voeren ze over de Indische Oceaan. Daardoor waren ze verder oostelijk dan verwacht en liepen dus op het rif. Dat op zich is al vreselijk, maar het menselijke drama is nog erger. De onderkoopman Jeronimus Cornelisz had de schipper Ariaen Jacobsz opgestookt om de Batavia in te pikken en ergens fijn te gaan leven van de schat aan zilveren munten die aan boord was. Opperkoopman Francisco Pelsaert zag de muiterij niet aankomen. Kort na de schipbreuk zitten er ruim 200 mensen op een klein eilandje dat nu Beacon Island heet, maar dat toen Batavia’s Kerkhof genoemd werd. De schipper en de opperkoopman vertrekken met 40 mensen in de sloep van de Batavia om water en redding te gaan zoeken.

De rest van de mensen blijft ruim vier maanden achter onder leiding van de onderkoopman. Cornelisz ontketent een slachting: hij wil de aantallen mensen naar beneden brengen omdat hij vindt dat er niet genoeg water en eten is. De schipbreukelingen voeden zich met zeehondenvlees, vis en vogels. Uiteindelijk blijven er 100 mensen over, verdeeld over twee eilanden. De held van het verhaal is Wiebe Hayes die naar de ‘Hoge eilanden’ gestuurd werd, zogenaamd om water te zoeken. Cornelisz dacht dat er geen water was. Maar ze vonden toch water en konden dus tegenstand bieden. Pelsaert komt terug met de Sardam om de overlevenden op te pikken. Plus al het zilver natuurlijk. ”. “Wiebe Hayes zat op dit eiland waar we nu liggen?” vraagt Laïa. Ik knik. Ik zie haar met andere ogen naar de wal kijken.

Kerkhof

Column Anna

Op het piepkleine Batavia’s Kerkhof zaten ze met 200 overlevenden

De volgende ochtend gaan we weer op pad en maken onze Anna Caroline vast aan een meerboei bij Batavia’s Kerkhof. Het eiland was bewoond, maar de vissers vonden steeds meer menselijke resten. Het eiland is nu beschermd als erfgoedlocatie. Het is onwezenlijk om er te staan. Zó klein en dan met zoveel mensen hier overleven. Plus de voortdurende angst om de moordpartijen. Ik krijg kippenvel; Wietze slaat een arm om me heen. Samen staan we daar stil te wezen, alleen het geluid van de krijsende sterntjes in de harde wind is te horen.

Stilletjes varen we terug naar de beschutting van Wiebe’s eiland. Het hagelwitte strand nodigt uit voor een rustige wandeling. Er ligt een landingsbaantje voor kleine vliegtuigen en we lopen erlangs naar het midden van het eiland. “Kijk eens om je heen. Hoe ontzettend knap dat ze in deze dorre toestand nog water gevonden hebben” zegt Wietze peinzend. Ik knik.

Als we teruglopen naar de bijboot op het strand, wordt er driftig gezwaaid vanuit de bijboot van Purnama. Nieuwsgierig gaan we naar ze toe. “Komen jullie vanavond eten?” roept de kleine Garbi. “Tuurlijk, leuk!” knikken we. En dan zien we de reden van de uitnodiging: ze hebben het maximum van hun vergunning volgevist: acht kreeften zwemmen in hun net. Ik schiet in de lach na alle ernst van de afgelopen dagen.

Houtmans Abrolhos eilanden, Australië, juli 2019

Meer lezen?

De ondergang van de Batavia, Mike Dash (de Arbeiderspers)

Batavia, Peter Fitzsimons (Karakter Uitgevers)

 

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten