Peilen met de hand; hoe moet het ook al weer? Zeilen legt het uit.
Kruispeilingen
Van alle peilingen die er te maken zijn is de kruispeiling de snelste en onder de meeste omstandigheden ook de gemakkelijkste. Wanneer er slechts twee te peilen punten op een kustlijn te vinden zijn, kan er al gebruik gemaakt worden van de kruispeiling. De kunst is om de peilingen zo snel mogelijk na elkaar te maken, zonder daarbij de precisie van de individuele peiling in gevaar te brengen. Het is daarom ook af te raden om objecten die dichter dan 30° bij elkaar vandaan liggen te peilen. Hetzelfde geldt voor objecten verder dan 100° van elkaar. Immers, hoe verder een gepeild object van de boeg ligt, des te sneller het ook zal verzeilen. Dit is te vergelijken met naderende auto’s op een snelweg; langzaam naderen ze, schieten voorbij en verdwijnen ook weer langzaam achter uit het zicht. Bij het uitvoeren van een kruispeiling is het daarom aan te raden eerst het object dat het meest dwars op het koerslijn ligt te peilen en daarna de andere punten in diezelfde volgorde.
Natuurlijk kunnen er foutjes optreden in de gemaakte peilingen. Een opeenstapeling van kleine foutjes, zei het door onnauwkeurigheid of foutieve deviatie- en variatieberekeningen, kan een grote onzekerheid in de positiebepaling veroorzaken. Nu is de deviatie op een plastic jacht over het algemeen te verwaarlozen en het correcte gebruik van losse peilkompasje sluit hellingfouten ook uit. Dus dan blijft onnauwkeurigheid over. Door een derde peiling te maken, ontstaat er een driehoek die de nauwkeurigheid van de eerste twee peilingen bevestigt. De positie ligt op dat moment binnen de driehoek. Zijn de peilingen nauwkeurig, dan is de driehoek te verwaarlozen; zijn er één of meerdere fouten gemaakt, dan zal de driehoek gevaarlijk groot kunnen worden. De enige remedie blijft de oefening te herhalen tot de driehoek acceptabel klein is.
Peilen met verzeiling
Wanneer er een lange rechte koers kan worden aangehouden en er niet veel peilbare objecten voorhanden zijn, is peiling met verzeiling een handige manier van plaats bepalen. Hierbij is het noteren van de tijd en het in de gaten houden van het log van groot belang, daar de eerste peiling over een bepaalde afstand over de koerslijn ‘verzeild’ moet worden om de tweede peiling te ontmoeten voor een plaatsbepaling. De tijd die wordt genomen tussen de eerste en de tweede peiling is afhankelijk van hoe snel het gepeilde object verschuift. Ook hier geldt dat hoeken kleiner dan 30° en groter dan 100° moeten worden vermeden. Het is handig om de tijd die tussen de eerste en de tweede peiling verloopt op deelbare eenheden te houden. Is de vaart zeven knopen, dan kan er bijvoorbeeld een half uur na de eerste peiling 3,5 mijl over de koerslijn worden afgemeten. De eerste peilingslijn wordt dus over de koerslijn richting de tweede peilingslijn verlegd. Het punt waarop de twee lijnen elkaar ontmoeten is de positie. Loopt de stroom van bijvoorbeeld een knoop mee of tegen, dan moet deze respectievelijk bij de verzeiling worden opgeteld en afgetrokken worden. De koerslijn kan hierbij willekeurig in de kaart worden gezet; het geeft enkel de richting over de grond aan.
De vierstreekspeiling die we op de Soefi-tempel uitoefenden is in feite ook een peiling met verzeiling die nog een stuk gemakkelijker is te maken, omdat we hier met een gelijkbenige driehoek te maken hebben waarvan de zijden even lang zijn en de verzeilde afstand tussen de twee peilingen dus gelijk is aan de afstand tot de tempel. Ditzelfde trucje kan ook gedaan worden met bijvoorbeeld een eerste peiling van 30° en een tweede van 60°, of 40° en 80°. Het gaat om de verdubbeling van de hoek, waardoor de verzeiling over de koerslijn even ver wordt als de afstand tot het gepeilde object bij de tweede peiling.
Tags: Uitgelicht, zeemanschap Last modified: 28 april 2021