Onderzoekers van de Universiteit van Rennes (Frankrijk) bevestigen in een publicatie begin maart dat het vermeende zonnekompas dat in 2002 in een oud Engels scheepswrak werd gevonden, IJslandspaat betreft. Hiermee gloort er weer hoop dat er ooit een dergelijke steen ook in een scheepswrak, begraafplaats of nederzetting van de Vikingen wordt gevonden.
Magische steen
Volgens de eeuwenoude Noorse sagen hadden de Vikingen reeds in de 9e eeuw na Christus de beschikking over een magische steen waarmee ze een absolute richtingsreferentie konden verkrijgen. De steen zou zonnelicht – ook als het nacht of bewolkt was – zodanig breken dat de richting van de zon erin uitgelezen kon worden. De steen fungeerde daarmee als een optisch kompas en gaf absolute richting voor navigatie op hoge breedtegraden. Hoe het precies werkte wist toen nog niemand. Pas in de 17e eeuw ontdekte de Deense wetenschapper Erasmus Bartholinus de dubbelbrekendheid van het gesteente. Het verschijnsel zou uiteindelijk later na de uitwerking van de golftheorie van licht door Thomas Young in 1801 begrijpelijk worden gemaakt.
Natuurlijke navigatie
Dat de sagen de steen magische karakteristieken toebedeelden mag geen wonder heten. De Vikingen voeren immers als eerste Europeanen tussen Scandinavië en Canada zonder magnetisch kompas noch zeekaarten. Ze navigeerden op natuurlijke wijze door te kijken naar de richting van zeestromen, de trek van zeevogels en walvissen en de herkenning van landformaties. Met de zonnesteen en een voorganger van de moderne windroos waarop de windrichtingen van de zonsondergang en zonsopgang voor de zomermaanden stond aangegeven maakten ze grootse zeereizen.
Herkomst
In de recentelijke berichtgeving over de steen lijken er een aantal misverstanden over de herkomst en de werking van de steen te bestaan. Zo is de zonnesteen niet in een Vikingsschip gevonden, maar in een Engels oorlogsschip dat in 1977 nabij het kanaaleiland Alderney werd ontdekt. Hoe de Engelsen de steen gebruikten is nog onduidelijk. Het schip zonk daar tijdens de Tudor-dynastie van koningin Elizabeth I in 1592, bijna een halve eeuw na het eind van de grote veroveringstochten van de Vikingen. Bovendien was het gebruik van het magnetisch kompas in de 16e eeuw al wijd verspreid, waardoor de inzet van het zonnekompas waarschijnlijk als een bijkomstig navigatiemiddel kan worden beschouwd.
Aanwijzer van de zon
De zonnesteen werd gehakt uit de zuivere vorm van kalkspaat (calciet), veelal gevonden op IJsland. IJslandspaat, ook wel dubbelspaat genoemd kan gebruikt worden om gepolariseerd licht te verkrijgen, oftewel dubbelbreking. Zo kan een zichtbaar puntje op één zijde van de steen aan de andere zijde als twee puntjes worden waargenomen. De twee lichtbundels zijn in verschillende intensiteit zichtbaar aan de andere zijde van de steen, maar als de steen in de juiste richting wordt gedraaid, dan zijn beide lichtbundels even zichtbaar. In deze positie wijst de gemaakte zonnesteen de richting van de zon aan, die op dat moment niet direct zichtbaar hoeft te zijn voor het blote oog.
Gebroken licht
Door de constant aanwezige schemering van de zon op hun breedtegraden in de zomermaanden was de zon het enige hemellichaam dat de Vikingen konden gebruiken voor astronavigatie. De andere sterren zijn daardoor immers slecht zichtbaar. Nautische Almanakken en chronometers waren er ook nog niet ,waardoor zonsopkomst en ondergang cruciale momenten waren in het bepalen van de koers. Echter het verschijnsel Arctische rook, ook wel bekend als zeemist, gooide vaak juist op die momenten roet in het eten. Door de condensatie van koude lucht boven warm water ontstaat er een dikke mistlaag boven het zeeoppervlak waardoor de zon niet meer zichtbaar is. Echter zolang de zenit, het hoogste punt van de sterrenhemel maar zichtbaar was, konden ongebroken lichtstralen de zonnesteen beschijnen en de richting van de zon verraden. Dit kon dus ook zo gebruikt worden als de zon achter een hoge landmassa opkwam of onderging. Echter, met bewolking boven het schip en dus te veel gebroken licht in de atmosfeer was de steen vrijwel niet bruikbaar.
Het mysterie blijft
De wetenschappers hebben nu op hun wijze aangetoond dat met het gebruik van de zonnesteen een precisie van ±1° kon worden bereikt. Daarmee is nog niet aangetoond dat de steen ook daadwerkelijk door de Vikingen werd gebruikt. Het is wel weer een stukje aannemelijker en bouwt voort op het werk van Leif K. Karlsen die in zijn boek The Secrets of Viking Navigation uit 2003 een zelfgemaakt zonnekompas met succes uitprobeerde op de zestigvoets Vikingschip-replica Borgunknarren. Dat de steen in 2002 voor de eerste keer in de geschiedenis op een Engels, maar nog niet op een Vikingenschip is gevonden, houdt het mysterie in leven.