Zeemanschap

Mist – Oriënteren

10:37

09-10 orienteren in de mist : Foto 2Niemand voelt zich prettig bij mist. Alles klinkt anders dan gewoon, het inschatten van richting en afstand wordt problematisch en het sturen wordt moeilijk doordat elke oriëntatie op de buitenwereld ontbreekt. De wereld krimpt tot claustrofobisch afmetingen.
Tegenwoordig zijn veel jachten met hulpmiddelen uitgerust die de veilige vaart in mist ten goede ko- men. Met gps zijn we zeker van onze positie, de radar geeft land en scheepvaart weer en de AIS verraadt bij een aantal schepen in de buurt de naam, de koers en de snelheid, zodat we ze kunnen aanroepen. Als we al deze apparaten ook nog eens aan een plotter koppelen, zien we onszelf en anderen op het water bewegen tussen land, boeien en ondiepten in een tweedimensionale wereld, die verdacht veel gelijkenis vertoont met de werkelijkheid. Toch blijft het spannend.

Vervreemding op zee

Ik zat al twee weken op zee en de wereld aan boord was me vertrouwd geworden. De omgeving was beperkt tot een stolp met een straal van vier mijl, waarvan ik het middelpunt was. De woelige, steeds veranderende wereld  van het wateroppervlak tijdens slecht weer, storm en windstilte was vertrouwd en doorgrond. Dacht ik. De bewegingen van de boot kosten geen inspanning meer. Alle zintuigen gaven signalen door die door mijn brein correct werden geïnterpreteerd, zodat ik anticipeerde op elke golfbeweging. Ik voelde me een met de zee.

Aan deze euforie kwam een plotseling eind toen ik Flamisch Cap naderde, de ondiepte in de Atlantische Oceaan die het Noord-Amerikaans continentaal plat aankondigt. Het zicht verslechterde, maar dat was niet erg. Ik ging na een uurtje slaap weer aan dek en keek om me heen. Ik voer in een ondoorgrondelijke mist en zag nauwelijks mijn voorstag. Plotseling zag ik aan stuurboord geen water meer en fladderde er uit de diepte een stormvogel omhoog. Mijn hart stond stil. Dat beest kwam zeker van vijf meter onder het schip omhoog, fladderde over de kuip en verdween weer in de mist. Sliep ik nog en droomde ik dat de boot boven het water zweefde? De wereld was abrupt veranderd, de zintuigen kregen informatie die mijn brein niet kon interpreteren. Een plotselinge golf trof de boot en voor het eerst in tien dagen werd ik in de kuip gevloerd.

Ineens was het gevoel verdwenen dat ik een eenheid met de zee vormde. Later begreep ik het: de stormvogel scheerde over het oppervlak en ik realiseerde me al weken niet meer hoe hoog de Atlantische deining is. Op het moment dat de boot op de top van een golfrug is, kan het dal in de mist onzichtbaar zijn en een over de golven scherende vogel ogenschijnlijk uit de diepte komen. Dat ik me liet verrassen door een golf werd veroorzaakt doordat ik ‘m niet, zoals gewoonlijk, uit een ooghoek heb zien aankomen. Alle zekerheid en zelfvertrouwen gleden weg. Plotseling was de zee verraderlijk geworden.

Koers houden

Als alle oriëntatie op de omgeving wegvalt, is het moeilijk om koers te houden als u niet uw ogen gefixeerd wilt hou- den op het kompas, maar ook de omgeving in de gaten wilt houden. In tegenstelling tot veel andere diersoorten hebben wij mensen geen natuurlijk ingebouwd kompas. Het cliché van de twee niet al te snuggere inspecteurs Jansen en Janssen in Kuifje, die in de Sahara telkens weer hun eigen voetafdrukken tegenkomen, klopt. Als alle oriëntatie ontbreekt, hebben we de neiging ons in cirkels te bewegen. Meestal is dat overigens met een afwijking naar rechts. Is er wind of staat er deining dan kunnen we nog enigszins koers houden als we op de windrichting en de golven letten, maar tijdens windstilte op de motor hebben we de neiging naar rechts te sturen. Sommige deskundigen schrijven dat toe aan het feit dat de meeste mensen rechtshandig zijn, anderen halen het corioliseffect erbij. Het blijft echter gissen. De stuurman zal goed op het kompas moeten letten als hij recht wil sturen en voor de uitkijk hulp nodig hebben van anderen.

09-10 orienteren in de mist : Foto 3Ze stormen uit de mist

Jachtschippers klagen vaak over vrachtschepen die bij potdichte mist op volle snelheid op ze af lijken te komen. Ik herinner me een keer dat ik in de buurt van de Good- winbank bij het oversteken van het verkeersscheidings- stelsel werd overvallen door een mistbank. Recht boven mijn hoofd was de lucht blauw en scheen de zon. Het voelde alsof ik op de bodem van een gigantische koekenpan voer, met hoge muren mist als een cirkel om me heen. Plotseling doken de contouren op van een vrachtschip dat nagenoeg recht op me af denderde. “Wat een kanjer”, dacht ik nog en slingerde de motor aan om zo snel mogelijk uit zijn vaarwater te komen. Dat lukte maar net, want het schip was onverwacht snel bij me. Later sprak ik over dit voorval met een waarnemingspsycholoog. Hij liet me van enige afstand twee plaatjes zien van een lopende figuur. Het linkerpaatje was grijs getint, het rechter zwart. “Wie is het dichtst bij?”, vroeg hij. Ogenschijnlijk was dat het rechter plaatje. Hij demon- streerde dat beide figuren even groot waren. Het kwartje viel. Een schip bij helder weer wordt dichterbij ervaren dan een schip op dezelfde afstand in heiig of mistig weer. Als beide schepen even hard varen, zijn ze even snel bij je. Maar het schip in de nevel heeft dan voor het gevoel een grotere afstand afgelegd. We ervaren dus dat het schip in de mist heel hard vaart, terwijl hij waarschijnlijk om veiligheidsredenen al lang snelheid heeft geminderd. Bij nevelig weer leidt het verschijnsel dat vage contouren en kleuren verder weg lijken dan scherpe en heldere tot misinterpretatie van de afstand. Dat geldt niet alleen voor de waarneming van schepen, maar ook van tonnen, ba- kens en kapen.

Geluidsvervorming

Geluid draagt in vochtige lucht veel verder dan in droge. Het dreunen van scheepsmotoren is bijvoorbeeld in mist van veel verder af te horen dan bij droog weer. Tijdens mist en nevel zijn stemmen op het strand van mijlen ver te horen. Op zo’n moment kunt u enigszins opgelucht ademhalen: het schip en het strand zijn verder af dan u denkt. Maar het feit dat uw gehoor niet meer als betrouwbare afstandmeter kan dienen, knaagt wel aan uw zelfvertrou- wen. Zo kan een zwakke geluidsbron van dichtbij ook voor een sterke van veraf worden aangezien. Stadler1 geeft als voorbeeld dat tijdens mist de bemanning van een groot charterjacht het klaaglijk fluiten van de wind langs de hals van een leeg Colaflesje dat ergens aan dek lag, interpre- teerde als een brulboei op afstand.

Geluiden in de natuur zijn altijd samengesteld. Dat wil zeggen dat ze uit een combinatie van verschillende fre- quenties bestaan. Hoge frequenties gaan eerder verloren dan lagere. Geluiden van dichtbij klinken daardoor hel- derder en geluiden van afstand hebben zwaardere tonen. Denk maar aan onweer. Een donderslag in de nabijheid klinkt krakend, op afstand klinkt hij als een dof gerom- mel. Bij mistig weer doet dit verschijnsel zich in nog sterkere mate voor. Hoge frequenties worden door de mist- druppels nog eerder uit de toon gefilterd dan door moleculen in droge lucht. Een heldere klank van een misthoorn duidt op een schip dichtbij. Een dof klinkende misthoorn staat aan boord van een schip dat verder weg vaart, maar door het snellere verlies van hoge frequenties in het geluid kan het schip dichter bij zijn dan u ver- moedt.

Geluiden in de mist scheppen dus verwarring. U hoort geluiden van grotere afstand, maar de klanken zijn dof- fer, zodat geluiden van vrij dichtbij van een bron op grotere afstand schijnen te komen.

Richting van geluiden

Ook de peiling van geluiden kan tijdens mist problemen opleveren en daardoor een bron van ongelukken worden. Toch kan het menselijk oor met enige aandacht de rich- ting van een geluidsbron aardig bepalen. Dit komt omdat we twee oren hebben. Als een geluidsbron van voren komt, wordt het geluid met beide oren gelijktijdig opge- merkt. Maar komt een geluid van opzij, bijvoorbeeld van rechts, dan komt het geluid eerder aan bij het rechteroor dan bij het linker. Ook ligt het linkeroor in de geluidsschaduw van het hoofd en klinkt het geluid in het linkeroor dus zwakker dan in het rechteroor. Ten slotte vliegen de hoge frequenties uit het geluid uit de bocht als het ge- luid om het hoofd naar het linkeroor buigt en neemt het linkeroor meer lage frequenties waar dan het rechter dat naar de geluidsbron gekeerd is. Al deze minieme ver- schillen tussen de waarneming van beide oren verraden ons brein in redelijke mate de richting van het geluid. U kunt natuurlijk ook de zeekaart tot een toeter rollen en aan het oor zetten en naar de vermoede richting van het geluid draaien. Dit primitieve gehoorapparaat versterkt de verschillen tussen de waarneming van het ene en het andere oor aanzienlijk. Maar ja, papieren kaarten zijn helaas niet meer op elk jacht aanwezig.

Als u de peiling van een geluidsbron wilt weten, helpt het enorm als u zachtjes uw hoofd van links naar rechts be- weegt en andersom. U kunt tijdsverschillen het best waarnemen aan het het begin of aan het einde van een geluid. Het helpt daarom u op het einde of het begin van een signaal te concentreren.

Het komt voor dat u weliswaar de richting van een geluid goed kunt detecteren, maar niet weet of de bron achter of voor u ligt. Om de ‘valse’ bron uit te schakelen, helpt eveneens het langzaam heen en weer draaien van het hoofd. De echte geluidsbron laat zich tweemaal zo scherp peilen als de bron die uit de tegenovergestelde richting lijkt te komen.

09-10 orienteren in de mist : Foto 1Besef

Zoals ik in het begin stelde, is de apparatuur aan boord van vele schepen verbeterd. Eenzijdige concentratie op de elektronische apparatuur kan tot verkeerde interpretaties leiden en die zijn alleen te corrigeren als er naast de elektronische waarneming ook zintuiglijke bronnen worden benut. Het besef van de wijze waarop de zintuiglijke waarneming tijdens mist verandert, is dan ook onontbeerlijk.

Last modified: 6 mei 2021
Sluiten