Reisverhalen

Je zou de westkust eens moeten zien

10:12

Jaren geleden zeilden Edgar en Else Wagemakers met hun stalen s-spant Windbreker naar de Schotse oostkust. Verbazing tijdens een tochtje met lokale zeilers. Op aanraden van lokale bewoners zeilen ze nu van ‘God’s own country’ naar het Caledonisch Kanaal.

Het is ’s middags al na vieren als we de ankerplaats bij St. Mary’s verlaten. We hebben een flink stuk noordwaarts voor de boeg met een stabiele, kalme weersverwachting. De lage rotsen van Scilly’s blijven nog een hele tijd in het zicht, terwijl we onder zeil nauwelijks voortgang maken en proberen onze draai te vinden voor een paar dagen op zee, nee oceaan. Het besef dat aan bakboord de Atlantische Oceaan lonkt, geeft een avontuurlijk gevoel. Eenmaal ter hoogte van Bristol Channel zal Ierland daar weer tussen liggen.

Exotisch

Super rustig is het nu: de zee, het weer, de scheepvaart en het zeeleven. Hier en daar een visboei en soms een vissersschip met meevliegende meeuwen. We worden helemaal blij als er de volgende dag Jan-van-Genten voorbij scheren en we kleine groepen alkjes op het water zien drijven. Zelfs een enkele papegaaiduiker zien we nog net wegduiken als we in de buurt komen. Ondanks onze scherpe uitkijk zien we geen dolfijnen, maar we worden wel verrast door een kleine walvis vlak naast de boot. ’s Nachts komen de dolfijnen toch, tijdens Edgar’s wacht. Ze maken even prachtige lichtflitsen in het donkere water, vertelt hij me ’s ochtends enthousiast. Het weer zorgt met drie Beaufort uit het westen voor een vriendelijke zee, waarop we met de halfwinder toch zo’n zes knopen varen. ’s Avonds neemt de wind verder af en verruilen we het grote voorzeil voor de motor op een zuinig, laag toerental. Motorzeilend kruipen we noordwaarts. Tijdens mijn avondwacht luister ik naar de radio: Ierse folkmuziek en interviews met de musici. Grappig, de interviews, aankondigingen en songtitels zijn prima te verstaan, maar de songteksten in het geheel niet. Gaelic klinkt tamelijk exotisch. Ik tuur naar de horizon aan bakboord, waar na zonsondergang een oranje schijnsel verraadt waar Dublin ligt. Even later zie ik ook aan stuurboord zo’n schijnsel, een stuk flauwer, maar toch. Waar komt dat licht vandaan? Holyhead kan toch niet zoveel licht geven? Het moet wel de reflectie op de wolken zijn van de verlichting van Liverpool, heel in de verte. De nacht valt, de sterren flonkeren steeds duidelijker. De maan schijnt een zilveren paadje op het zwarte, kalme water en Windbreker maakt haar bruisende boeggolf en borrelend kielzog.

I will stand

Bij het ochtendlicht lopen we Isle of Man aan; de vuurtoren voor Chicken Rock en de hoge rotswand bij Port Erin imponeren na een paar dagen zee en in vergelijking met de lage Scilly-eilanden. We ankeren voor het nog lege strand. Op de ankerplaats ligt een klassiek zeiljacht met de ‘old gaffers’ wimpel. Dat schept direct een band. Voor we het weten, zitten we aan boord en noteren we mooie ankerplaatsen en lokale tips in onze almanak. Een goede manier om het eiland te bekijken, blijkt per stoomtrein en elektrische tram. We besteden een hele dag met een island explorer ticket. We hebben dan nog lang niet alles gezien, maar we hebben in elk geval een indruk: groen, aan de kust ruig en tegelijk de typische sfeer van een Britse badplaats vermengd met een Harry Potter-decor. Overal prijkt trots het wapen van Man: drie benen, geplaatst in een cirkel, als een oneindig doorgaand wiel. De betekenis van het wapen blijkt ook heel trots: which ever way you throw me, I will stand.

Gale 8

Nu we zo dicht bij Noord-Ierland zijn, kunnen we dat natuurlijk niet overslaan. Glenarm is vanaf Man zo’n 55 mijl, dus een mooie dagtocht. Tenminste, als het weer meezit. Met waarschuwingen voor windkracht acht, maar wel zuidoost, gaan we met een klein tuig op pad. Dikke grijze wolken geven de hele dag echter geen krimp. Har- der dan zes Beaufort gaat het niet waaien, maar de waarschuwingen blijven en de barometer daalt gestaag. We houden het tuig dus maar klein, eigenlijk te klein voor een goede voortgang. Als de wind helemaal wegvalt en het ineens toch echt heel hard regent, zetten we de motor bij. Wat nou, ‘gale 8’? Elf uur na vertrek lopen we Glenarm aan én houdt het op met regenen. De havenmeester maakt plaats aan de steiger, verontschuldigt zich voor de regen en legt uit waar de pub is. Ik heb alleen nog ‘manx’ ponden aan boord, moet ik niet eerst een pinautomaat opzoeken? Welnee, de pub neemt alle ponden aan, verzekert hij ons. Als we maar vóór 23.00 uur binnen zijn.

Schotland - foto01Whisky-paradijs

De volgende ochtend zitten we ook hier met de buurman van de steiger onze pilot-informatie bij te werken. Voor we het Caledonisch Kanaal ingaan, hebben we nog bijna twee weken. Alles is in kleine dagtochten te varen; het enige waar je rekening mee moet houden, is het enorme tij: met zo’n vier knopen stroom mee is een tocht van dertig mijl prima te doen. En zo varen we in een middag van Glenarm naar het Schotse whisky-paradijs Islay. Zodra we het eiland in het vizier hebben, is de eerste distilleerderij ook in beeld. Een wit pand met supergrote, zwarte letters: Lagavullin. We fietsen er de volgende dag naartoe en ook naar de buren Lafroigh en Ardbeg. Allemaal witte gebouwen met grote zwarte letters; het blijkt de ‘huisstijl’ van Islay.

Getijstroom, regen en zonneschijn

Tussen Islay en Jura perst het water zich door de smalle ‘Sound of Islay’. De lage, maar stabiele barometer en een vrolijke ochtendzon beloven een mooie tocht met uitzicht op Islay en Jura. Maar die pakt toch anders uit. Alleen het tij houdt zich aan de afspraak: op het smalste deel rent Windbreker motorzeilend met twaalf knopen op de gps (en zeven op het log) door de gutsende regen. Niet minder spectaculair, maar toch. We waarderen de zon extra als die zich aan het eind van de middag weer laat zien als we een wandeling maken over het eiland Oronsay, onder Colonsay, waar we aan de oostzijde voor anker liggen. Aan de westzijde ligt de Atlantische Oceaan. We zien de wolken overwaaien met de westenwind. Even overwegen we een week te blijven liggen, maar dan zouden we geen andere eilanden meer zien. En er is hier nog zoveel te zien en vooral te zeilen. Dus gaan we ankerop en zetten zeil naar Iona, dertig mijl noordelijker. De Schotse zomer doet haar best: achttien graden met zon en wat lichte bewolking, noordwest drie Beaufort en de barometer gaat langzaam maar zeker omhoog.

Roze rotsen

Bij het aanlopen van Iona zien we onze eerste basking shark! Een monster van een haai, maar geruststellend genoeg eet hij alleen plankton. Om die te vangen, zwemt hij steeds met de enorme bek opengesperd, weten we van de lokale toeristenfolders. Want boven water zie je alleen de rug- en staartvin. Die lengte schatten wij op vier meter en dat is dan de helft van het hele dier. Best spannend, zo vlak naast de boot. Iona is door de gigantische kloosterkerk een bedevaartsoord en trekt veel toeristen. De pilot raadt aan om pas na vertrek van de dagtoeristen aan land te gaan om van de rust te genieten. Dat komt goed uit, want we ankeren in het begin van de avond in de getijstroom en blijven eerst een tijdje opletten voordat we van boord gaan. Aan de overkant liggen de roze rotsen van Bull Hole in de avondzon. Daar wilden we liever ankeren, maar de meest geschikte plek was al bezet door lokale vissersschepen en bovendien is het een flink stuk met de bijboot door het tij naar Iona. Nu hebben we in elk geval prachtig uitzicht. De volgende morgen vroeg varen we naar Staffa, want het is een ongekend rustige dag en dat betekent dat we dit bijzondere eiland van basaltpilaren en de grot Fingal’s Cave misschien van dichtbij kunnen bewonderen.

Inspirerend eiland

De Atlantische Oceaan deint vriendelijk rond Staffa en nodigt uit om het anker te laten vallen in twintig meter diep water. Spannend om de boot achter te laten; het wordt een korte tocht met de bijboot. Heel voorzichtig varen we de grot in. Aan de binnenkant ziet het basalt er zo mogelijk nog indrukwekkender uit. De deining loopt door naar binnen, maar er is voldoende ruimte om de bijboot te keren. Na Staffa zeilen we langs een ander bijzonder gevormd eiland: Dutchman’s Cap. Dit is haar bijnaam en gezien de vorm een heel toepasselijke. Het weer blijft zonnig en met lichte wind prima om te vissen. Toch maken we te veel snelheid; we vangen geen enkele makreel. Onze bestemming voor vandaag is het eiland Coll, de meest westelijke ankerplaats van deze reis, op 06°31’W (en 56°37’N). Het is ‘druk’ voor Schotse begrippen: alle zes de moorings zijn al bezet. Maar er is voldoende ruimte om te ankeren; later komen er zelfs nog een paar jachten bij. We ontdekken dat de eilanden Coll en Tiree, die nog ruim dertig mijl zuidoostelijk van Barra Head liggen, toch al ‘Hebridean Islands’ worden genoemd. Dat noteer ik trots in het logboek.

Schotland - foto02

Serious sailing

Vanaf Coll zetten we koers naar het vasteland van Schotland, maar eerst naar Tobermory, noordoost op het eiland Mull. Aan de wind, vijf Beaufort, grijs en nat wordt het een serieuze zeiltocht. Dit hoort óók bij een Schotse zomer. Windbreker is geen topper op aandewindse koersen; we hebben meer slagen nodig dan ons lief is. Toch blijven we zeilen. Drie hoger zeilende jachten lopen op ons in. Op het moment dat zij ook nog een slag moeten maken, wordt bij alledrie de genua ingerold en gaat de motor bij. Watjes! Het geeft ons nog meer voldoening om Tobermory, ondanks de stromende regen, zeilend aan te lopen. Het anker valt ver van de havenkade, nabij de steile bosoever in ruim dertig meter water. De pilot voorspelde die diepte al. Het is nu wel heel druk op de ankerplaats; er blijkt een groot zeilevenement te zijn. Alom zijn er zeilers, er is feest in de pub met live muziek en spontaan contact tussen de vele jachten in de ankerbaai. We genieten van de bedrijvigheid aan de haven en wandelen over een modderpad de heuvel op en fotograferen de Windbreker en de pittoresk gekleurde huizen aan de havenkade.

Betoverende ankerplek

Geïnspireerd door de wedstrijdsfeer gaan we zeilend ankerop: een goede oefening in boot-handling op een niet al te krappe ankerplek. De zon is er weer en maakt de oevers van Mull aan stuurboord en Morvern aan bakboord stralend groen. Windbreker kabbelt onder zeil rustig voort met een bakstagwind. We hoeven niet veel meer te doen dan de oevers te bekijken en ons af te vragen welke verhalen er achter de grijze muren schuilen. Overblijfselen van een kasteel, ooit? Loch Aline, een stuk verderop, is toegankelijk via een smalle ingang. De ferry Caledonian McBrayne gaat ons voor. Eenmaal binnen blijken er groene steile hellingen aan weerszijden en een Tita Tovenaar-kasteel aan het einde. Een sprookje, helemaal om ’s morgens wakker te worden met een spiegel om ons heen. Er is geen rimpeltje op het water te bekennen en het groen op de oevers is bij het ochtendlicht nóg intenser. Het is tijd. Het Caledonisch Kanaal wacht op ons. We zetten koers naar Oban, waar we onze Schotse zeilvriend Alan zullen treffen. Hij was het die ons jaren geleden zei: “You should see the westcoast.” Helemaal waar!

Last modified: 13 mei 2014
Sluiten