Reisverhalen

Zeilen naar de Oostzee

Denemarken in het voorbijgaan

18:11

Clemens Kok zeilde in vijf jaar tijd een rondje Oostzee, via de Zweedse scherenkust, het Götakanaal en het Kattegat. Vanaf de Limfjord begint zijn reis naar huis, solo ditmaal. Hij wordt opnieuw verliefd op het eiland Samsø dat hij met zijn vouwfiets verkent, in Sønderborg geniet hij van Deense historie en in Ebeltoft ligt hij verwaaid – wat geen straf is. Bijna thuis is hij, en ooit zal hij terugkeren.

Het leuke van een boot in het buitenland is dat je meteen in het voorjaar een uitje kunt plannen. In theorie althans. In de winterberging van Ålborg is mijn dektent aan flarden gewaaid en door opgewaaid zand ziet mijn kimkieler eruit als een achtergelaten tank in een woestijnoorlog. “Help, mijn man is klusser,” verzucht partner Gae, die ik een aangename voorjaarsvakantie had beloofd.

Na drie dagen buffelen tilt havenmeester Espen mijn boot met een hijskraantruck te water. Bijkomen dus, tijdens een tweeweekse voorjaarstrip over de doodstille Limfjord, want tot de zomer heb ik in Ålborg een gastplek. Dit wordt mijn laatste zeilseizoen met mijn brave Westerly Centaur. Voorjaar 2023 begint de bouw van mijn nieuwe Noordkaper.

Vissersboten worden bij Løkken met een lier het strand opgetrokken.

Bunkers als aangespoelde walvissen

We zeilen over de Sund westwaarts, via Nibe en Løgstør naar het eiland Fur. Ik ben verrast door de witte kalkstenen kliffen van de eilanden en geniet tijdens fietstochtjes van de knalgele koolzaadvelden en kerkjes met zadeldaktorens tussen wuivende korenhalmen. De Limfjord vormt een aangenaam vaarwater tussen Noordzee en Kattegat: 80 mijl redelijk beschut zeilgebied, vrijwel zonder stroming tenzij door opstuwing door de wind. Een beetje als de Friese meren, maar dan met golvend heuvelland dat verbonden is door smalle doorgangen, soms een brug. Via de Sallingsundbrug en de Visby Bredning zeilen we een rondje om het eiland Mors en maken vanaf Thisted een trip naar de Noordzeekust bij de Jammerbocht, de zanderige lagerwal van West-Denemarken waar talloze scheepswrakken op de zeebodem liggen.

We klauteren bij Rubjerg Knude de 200 meter hoge duinen op. De vuurtoren dreigde door verstuiving in zee te storten en is in zijn geheel zo’n 80 meter landinwaarts verplaatst. Een andere trekpleister is het strandplaatsje Løkken, waar krabbenvissers op ouderwetse wijze met een lier het strand opgetrokken worden, zoals vroeger de bomschuiten met een paardenspan. Iets noordelijk hiervan ligt een hele batterij bunkers van de Duitse Atlantikwall in groteske vormen in het zand. Ooit stonden ze op de duinrand, maar inmiddels liggen de betonkolossen als een serie aangespoelde walvissen op het strand.

Kliffen bij Mårup Havn op het idyllische eiland Samsø.

Sprongetjes huiswaarts

Het is begin juli als de sympathieke Espen me de hand schudt en me uitzwaait als ik de jachthaven uitvaar.  “Je bent altijd weer welkom.” Ik knoop het in mijn oren. Nu gaat het echt huiswaarts, solo ditmaal, want Gae is aan het revalideren van een operatie. Met mijn solovaantje in het achterstag zeil ik over de winderige fjord richting Hals. Mijn autohelm gaat overuren draaien. De gribfiles wijzen de komende weken pal west/zuidwest, met een forse windkracht. Ik baal. Terwijl Nederland zindert onder een hittegolf, zit ik hier in een depressie die voorlopig blijft voortduren.

Toch maak ik elke dag een sprongetje huiswaarts. Via Hals zeil ik langs de hogerwal naar Hurup, een strandplaatsje met kleinschalige marina. Het waait er zo hard dat sommige boten in de haven droogvallen door de aflandige wind. Ik durf niet veel verder te gaan dan de Mariagerfjord, waar ik door de slingerende invaartgeul en de brug bij Hadsund naar Mariager vaar. Daar tref ik een eeuwenoud klooster en stoomtreintje.Een bandje op het dorpsplein speelt oubollige Deense hitjes – iets met een Volvo, waarbij de omstanders danspasjes en stuurbewegingen doen.

“Meedoen?” grijnst de Viking aan de bierpomp. “Nee, nee,” zeg ik.

Even later zit ik toch aan een denkbeeldig stuur te draaien. Eigenlijk sta ik voor lul. Ach, niemand kent mij hier. Twee dagtochten op bijna ingedraaide rolfok verder, via Bønnerup en Grenå, tel ik mijn zegeningen. De eerste 100 mijl zijn weggetikt en het oosten kan worden gedeletet op mijn kompasroos. De volgende bestemming is een lang gekoesterde wens; dankbaar gebruik ik een windpauze om de beschutte baai van Ebeltoft binnen te lopen.

De brug nabij Koldingshus in de Lille Belt.

Deense nostalgie

Vanuit de verte zie ik de drie hoge masten van het vierdeks stoomzeilfregat Jylland, gebouwd in 1860, al liggen. Het fregat nam deel aan de succesvolle zeeslag bij Helgoland, tegen de Pruisisch-Oostenrijkse vloot. De grote mast steekt 53 meter boven de waterlijn uit en het schip telde destijds 450 opvarenden. Die moesten, naast het zeiloppervlak van 3000 vierkante meter en de 44 grote scheepskanonnen bedienen, het zware stokerswerk doen. De schroef kon al zeilend worden losgekoppeld en door een massieve tunnel in het achterschip worden opgehesen, evenals de schoorsteen die als een soort periscoop omhoog getakeld kon worden – noviteiten die al snel door de tijd werden ingehaald.

Ik ben getuige van het dagelijkse saluutschot, dat formidabel hard is. Het lawaai tijdens zo’n zeeslag moet oorverdovend zijn geweest, vooral op die nauwe tussendekken. Na de onttakeling deed het schip dienst als lazaret voor het Duitse leger en raakte het in zo’n slechte staat dat het zelfs met pompen boven water moest worden gehouden. Het grootste deel van de twintigste eeuw heeft het schip in Kopenhagen dienst gedaan als opvangtehuis voor zo’n 200.000 schoolkinderen uit afgelegen provincies en eilanden. Er schuilt dus nogal wat Deense nostalgie in dit erfgoed. In 1960 besloot de overheid het schip te restaureren voor, tot op heden, maar liefst 360 miljoen euro’s. Ebeltoft was de gelukkige om het museumschip te mogen huisvesten in een speciaal ervoor gebouwd droogdok.

Kwestie van geduld

Mijn Brompton-vouwfiets gaat mee in de bus naar Arhus. Na een museumbezoek jakker ik 55 kilometer voor de stijve bries terug langs de chalets en villa’s van de baai bij deze stad. De schuimkoppen op het water spreken boekdelen en van vertrek is geen sprake. Ik heb met Gae afgesproken dat ik geen risico neem en blijf wachten tot de wind inzakt. Kwestie van geduld. In het verleden heb ik onder tijdsdruk van werk en verplichtingen al te vaak met een matig weerbericht moeten kiezen voor vertrek, om het daarna te bezuren. Verwaaid liggen in Ebeltoft is gelukkig geen straf: fijne restaurants, een natuurgebied om de hoek, een jazzfestival en de ambiance van Jylland.

Ik ben niet jaloers

Na vier dagen is de wind uitgeraasd. Halve wind sukkel ik 20 mijl naar het eiland Sams. en word ik door bijna elk jacht gepasseerd. Ik ben niet jaloers. “All travel is dull exactly in proportion to its rapidity,” mijmer ik, H.W. Tilman indachtig. De invaart van Lang.r voert langs kleine rotseilanden een soort waddengebied binnen. Er is hier niets veranderd sinds ik hier in 1986 voor het laatst was, tot aan de palen in de havenkom waar ik destijds wegens de drukte afmeerde. ’s Morgens klopte toen een boze Deen op mijn romp.

“Mi pol!” zei hij boos. Zijn paal.

Nu is er plek genoeg en draai ik een vrije box binnen. Op mijn vouwfiets verken ik het grootste deel van het eiland. Samsø revisited. Net als toen word ik weer stapelverliefd op dit Deense eiland met zijn golvende heuvels, uitzichten op baaien en bochten, met name aan de noordkant met het rustieke haventje Marup Havn. Het gehucht Nordby is zelfs voor Deense maatstaven extreem mooi, met zijn brinkvijver, vakwerkhuisjes, stokrozen en hortensia’s, terwijl ook het natuurgebied rond Lang.r oogstrelend is. Op het smalste deel van het eiland vind ik de plek waar de Vikingen duizend jaar geleden een kanaaltje groeven om vanuit het waddengebied snel in de baai van Arhus te komen, zonder het hele eiland te hoeven omvaren. Vanaf deze strategische plek werden ooit oorlogsvloten uitgerust en bevoorraad. Nu ligt er een handjevol Duitse, Deense en Noorse jachten. En eentje met een Hollands vlaggetje.

Escorte van bruinvissen

De overgang is fors. De haven van Ballen is een dronken gekkenhuis, vol megagrote motorboten en zeiljachten – de hele Scandinavische jetset is hier neergestreken voor een openluchtfestival. Ik weet niet hoe snel ik weg moet komen en vaar via de zuidpunt van Samsø pal west. Ik ga toch maar via de Kleine Belt, wegens de hogerwal als de wind weer aantrekt. Vlak ten noorden van het eiland Funen krijg ik tot mijn verrassing escorte van twee bruinvissen. Een hemels cadeautje, vind ik altijd, al ben ik blij dat het geen humeurige orka’s zijn. In Bogense gun ik mezelf een stranddag, vlak naast het havenhoofd. Mijn Deense buurman waarschuwt me voor de stroming in de Kleine Belt en krijgt gelijk. In de engte tussen de enorme verkeersbruggen staat door opstuwing 2 tot 2,5 knoop stroom tegen en het water tussen de pijlers kolkt vervaarlijk.

In de marina lig ik naast Izak en Olle, twee Zweedse studenten die een oude catamaran gekocht hebben en die zo snel en goedkoop mogelijk naar Griekenland of Turkije willen zeilen.

Ze hebben totaal geen zeilervaring, alles is nieuw voor ze. Tot diep in de avond slurpen ze mijn kennis op over routes, stroming en navigatie, evenals mijn meegebrachte sixpack Leffe. Ik laat behalve het bier een Reeds Almanac en een set verouderde zeekaarten bij ze achter.

Op een reepje fok

De wind blaast pal tegen, maar ik hoef niet ver. Bij Middelfart vaar ik aan bakboord de doodlopende Gamborg Fjord binnen, een prachtig beschutte ankerplek. In deze ambiance herlees ik Contrapunt van Anna Enquist. Buiten ruist de wind, in de kajuit klinken de Goldbergvariaties van Bach. Via het minuscule eiland Bågo. zeil ik naar de fjord van Åabenraå die steeds mooier wordt naarmate je verder landinwaats vaart. De marina is no-nonsense, maar goedkoop en als 65-plusser krijg ik zelfs extra korting: een goede plek om verwaaid te liggen, want er komt – diepe zucht – alweer veel wind aan. Met een huurautootje bezoek ik het historische hertogdom Sleeswijk, Flensburg en het Emil Nolde Museum in Neukirchen. Maar dan is mijn geduld op. Op een reepje fok zeil ik vanaf open water de smalle Als Fjord binnen. De valwind vanaf de hellingen blaast mijn bootje bijna plat, maar golven zijn er nauwelijks. Bij het afmeren in Sønderborg word ik geholpen door twee Duitse zeilers die komen aanrennen als ze mijn solovaantje zien. Mijn bootje past precies tussen allerlei grote jachten in.

“Ist das die Sonne?” vraag ik, terwijl ik op het waterige zonnetje achter de jagende wolken wijs. “Nein, der Mond,” antwoordt de hulpgever gevat.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is 59c-haven-bij-zonsondergang.jpg
zonsondergang in de Alsfjord

Nederlands hogedrukgebied

Gae belt. Ze is voldoende hersteld, zegt haar therapeut, en ze kan met iemand meerijden. Dubbel mazzel. Drie dagen later reist een Nederlands hogedrukgebied met haar mee. Feest aan boord, na drie solitaire weken. Sønderborg is een pareltje. Het kasteel met het Deense koninklijk jacht, de kade met terrassen, elk uur uitzicht op de jachten die de brug passeren. Het barokke kasteel is vol Deense historie, met winst- en verliespartijen in oorlogen met de noorderbuur. Een afgezette vorst, een landverrader eigenlijk, leefde hier zeventien jaar in gevangenschap, maar wel uitermate luxueus. In 1864 lag Sønderborg in de frontlinie tegen Bismarcks Pruisische oorlogsmachine, met een slagveld op de westoever van de fjord. Denemarken verloor, ondanks artillerievuur van een slagschip in de Sund.

Adieu, mooie Oostzee

We zeilen naar het levendige stadje Kappeln waar we aanmeren aan een kade vol visrestaurants en watersportbedrijven: een prima plek voor panne of overwintering. Misschien iets voor de toekomst. Dan is de cirkel rond en vaar ik de Kieler Fjord binnen. Bij Holtenau is de nieuwe jachtensluis helaas nog niet klaar, zie ik. Ik sluit achteraan bij de wachtende jachten met voornamelijk roodwitblauwe vlaggen. Aan stuurboord ligt het gaststeigertje waar iemand me vijf jaar geleden welkom in de Oostzee wenste, een Nederlander met een stalen boot vol wuivend zeewier op de waterlijn. Hij had zeven jaar in de Oostzee rondgezworven, tot Sint- Petersburg en het uiteinde van de Botnische Golf aan toe, steeds met nieuwe ligplaatsen. Die zeiler plantte een vruchtbaar zaadje. Ik druk de gashendel naar voren en schuif de sluis binnen. Adieu, mooie Oostzee en prachtig Scandinavië. Ik weet nog niet hoe, wat en vooral niet wanneer, maar ik zal hier terugkeren. Met mijn nieuwe Noordkaper Rosalie.

Ontdek het prachtige vaargebied van Scandinavië door de zeilsporen van Clemens Kok te volgen en ontdek een vaargebied dat niet alleen heel divers en vriendelijk is, maar ook perfect voor de watersporter die mooie steden, idyllische eilanden en prachtige kustgebieden wil verkennen.

Bestel hier het boek van Clemens Kok – Koers Oostzee

Tags: Last modified: 25 oktober 2023
Sluiten