Reisverhalen

Flessenpost Black Moon: zeilersdementie

Over de klassieke uitspraak: “Zo erg was het nou toch ook weer niet?”

10:45

Lombok Marina

“Ik heb het zwaar” fluister ik in het donker. “Mhh, ik zit hier ook te knikkebollen” verzucht Niels. “Ja hee, één van ons moet wakker blijven!” We spreken af dat we na iedere tack om de beurt onze ogen kunnen sluiten. Klam en vermoeid zitten we tegenover elkaar in een zoute kuip. “Klaar om te wenden?” hoor ik Niels plots zeggen. Ik word ver uit mijn droom terug de realiteit ingezogen. De tien minuten leken wel tien seconden. Werktuigelijk sla ik de schoot rond de andere lier en wacht tot het voorzeil begint te klapperen. In zes lange halen probeer ik steeds zo snel mogelijk de schoot binnen te sleuren, zodat ik de lierhendel zo min mogelijk hoef te gebruiken en we sneller klaar zijn voor de volgende powernap. Het lijkt even alsof we weer aan een zomeravond competitie op de Maas deelnemen. Alleen kruisen we nu de hele nacht door. Zonder slaap, zonder maaltijd, zonder wedstrijdbeker. Puur op adrenaline en overlevingsdrang. Net wanneer Niels aan zijn hazenslaapje kan beginnen doemt de ene visboot na de ander op. Bij zonsopkomst zien we pas goed waarin we verzeild zijn geraakt: honderden spiderboats hebben hun netten uitgegooid…

Spiderboats

De vissers maken wilde gebaren om aan te geven in welke richting hun netten liggen. Maar dat wordt ons pas later duidelijk. “Ik denk dat hij ons die kant op wil sturen.” Voor de derde keer varen we recht over de marker, wat niet veel meer dan een vlaggetje van een kinderfiets voorstelt, en dus dwars over het net. Geluk bij ongeluk dat de motor defect is, anders hadden we het net rond de schroef gedraaid. Wanneer we na drie spannende uren de meeste spiderboats achter ons hebben gelaten en de wind invalt, maken we ons op om de baai en de marina van Lombok binnen te varen. “Ik heb nog een laatste troef” zegt Niels en houdt het elektrische pompje, waar we diesel mee tanken, omhoog. Door de brandstofpomp te omzeilen kunnen we de laatste twee uren toch de motor gebruiken. Zodra Black Moon veilig aan de mooring boei ligt, storten we allebei op de dichtstbijzijnde bank in.

Een spiderboat die je volop ziet bij Lombok

Klassieker 

Normaal gesproken gebeurt er na een goede nachtrust iets magisch. Het is een welbekend fenomeen onder zeilers, die tijdens de uitputtingsslag zweren nooit meer een voet aan dek te zetten, maar zodra ze aan land zijn en een drankje of twee achterover hebben gegooid, die hun scherpe zintuigen heerlijk doen vertroebelen en de stramme lijven even doen ontspannen, alle voorafgaande ellende lijken te vergeten en zich vrolijk opmaken voor de volgende zeeslag, met de bijbehorende legendarische uitspraak “Zo erg was het nou toch ook weer niet?” Juist, een klassiek voorbeeld van zeilersdementie. Dit keer is het anders. 

Jawel, de ontvangst met bubbeltjeswijn door onze Zuid-Afrikaanse vrienden, was onbetaalbaar. Om je verhaal te kunnen delen met zeilers die precies begrijpen wat je doormaakt, zonder het knagende gevoel dat het lijkt alsof je zeurt of jezelf aanstelt. Meestal kan dit sociale vangnet je al voldoende doen opveren, om jezelf bij elkaar te rapen en vrolijk door te gaan. En we proberen het: we sleutelen aan de motor, bestellen de te vervangen onderdelen, controleren en repareren het tuig, doen canvasreparaties en wat online werk. De lijst gaat door. Als we een keer niet aan de pech en de hindernisbaan van de afgelopen weken terugdenken, dan piekeren we wel aan het doemscenario dat voor de boeg ligt. “Wat nou als we de motor niet snel genoeg aan de praat krijgen?” mijmer ik. “Dan zijn we een jaar langer onderweg” zegt Niels nuchter. “Oh.”

gescheurd zeil voor reparatie

Reismoe

Ik nestel me in de nauwe stoel, gesp mezelf vast en bestudeer de vleugel vanuit het vliegtuigraampje. Morgen kunnen we in Nederland zijn, realiseer ik me en krijg een brok in mijn keel. Want op dit moment zou ik niets liever willen. Even een pauze van al dat gereis, even spijbelen van al dat geklus, even de vertrouwde armen van familie en vrienden om me heen. Even echt opladen. Want ik voel me leeg. Eerder tijdens onze reis hebben we een aantal stellen ontmoet waarbij de een al snel opgebrand raakt. Vaak door het meegaan in andermans droom, dat zich in de werkelijkheid ontspruit in onbalans aan boord. Voeg daar nog het ingrediënt zeeziekte aan toe en je hebt het recept voor een enkeltje-vliegensvlug-naar-huis. 

De zeilersdementie is dan een perfect remedie, zeker wanneer je in het Caribische gebied rondvaart. Het leven aan boord gaat dan iets meer als vanzelf, vanwege het eeuwige vakantiegevoel (met de nadruk op gevoel, want een zeilreis is géén vakantie!) en de zeiltochtjes zijn nog maar amper een dag of wat. Eten kun je overal kopen en bootspullen, daar word je zowat mee doodgegooid. Indonesië is een ander verhaal. Noem het reismoe, noem het verwend, noem het opgebrand, noem het chronisch vermoeid, noem het heimwee. Het is van alles een beetje. Ik voel me als een spons, volgezogen door alle indrukken en intense gebeurtenissen, er kan momenteel niets meer bij. Er komen alleen nog maar tranen uit. Want we vliegen niet naar Nederland.

Retourtje

Ik bestudeer de vleugel en probeer overeenkomsten te vinden met het trimmen van een zeil. Niels zit onwennig aan de andere kant van het gangpad. W hebben allebei drie stoelen voor onszelf, toch voelt het benauwd. Voor het eerst in ruim drie jaar tijd staan we zelf niet aan het roer. De kleppen gaan open, de landing wordt ingezet. Hoppa, waar we straks tien volle dagen over doen, zijn we er nu in slechts drie uur: Maleisië. Al had het ieder willekeurig vlieghaven kunnen zijn – behalve Schiphol natuurlijk -, van het land zelf gaan we nog niets zien. We hebben een retourtje geboekt om een nieuw visum voor Indonesië aan te kunnen vragen. Wederom hebben we pech met bureaucratie.

Paspoort vol indrukwekkende stempels

Lang verhaal kort: het immigratiekantoor in Lombok wil onze visa niet verlengen. Vanwege de kapotte motor hebben we geen andere keus dan uitvliegen, een paar uur op het vliegveld spenderen en dezelfde dag nog terugvliegen. Zenuwachtig staan we in de rij van de immigratie om Indonesië weer binnen te mogen. Anders dan de vliegtuigtoeristen hebben wij geen vereiste retourticket. Ons exit ticket bestaat uit onze bootdocumenten – en onofficieel een bestelling voor motoronderdelen, maar dat laten we gemakshalve achterwege. Na onze licht-traumatische ervaringen met de Indonesische bureaucratie bereiden we ons voor dat we ter plekke nog een exit ticket moeten boeken. Niets blijkt minder waar. Vergeleken met Maleisië verloopt het loketwerk alsnog stroef, maar na een hele lange dag staan onze paspoorten vol indrukwekkende stempels.

Backpacken

“Wat lijkt me reizen als backpacker toch heerlijk eenvoudig” merk ik op. Ik observeer de jongeren in nieuw gestoken outfits en klingelende rugzakken. Al hun bezittingen zitten in die ene tas, de rest betalen ze met de pas. Onwijs ongecompliceerd lijkt me dat. We hebben het allebei nog nooit gedaan, backpacken. Het trekt ons niet zo. Tot nu. Want ik voel jaloezie naar die zorgeloosheid waarin ze Indonesië gaan verkennen. Waar zeilers continue bezig zijn om de boot drijvende te houden en pas aan leuke dingen toekomen op het moment van vertrek, laten de backpackers zich over de wereld vliegen om vervolgens als een vrije vlinder door droombestemmingen te fladderen. Waar wij jaren over hebben gedaan, zijn zij er in een paar dagen. Gegarandeerd. Ze hoeven alleen maar op tijd acte-de-présence te zijn. Al crossend met de scooter door Lombok waan ik me heel even in hun wereld en laat de zeilersdementie op me inwerken. We rijden van drukke straten dwars door rijstvelden met de iconisch rechtgebogen ruggen en parasolhoeden. We bezoeken bij toeval een jaarlijkse rijstgooifestival, waar we spontaan internationale eregasten van worden. En we eten bij marktkraampjes wanneer we daar trek in hebben. Het doerian seizoen is begonnen, de hele stad geurt en meurt. Maar het is een heerlijk uitstapje.

Walk-in-fridge

Toegegeven, enkele aspecten van backpacken zijn minder romantisch. Ten eerste zijn dat de hostels. Wanneer we onze walk-in-fridge binnenlopen staat er enkel een eenpersoonsbed. De sleuteljongen kijkt me vragend aan of het naar wens is zo. Ik wijs naar het bed en vraag waar het andere deel is. “Eén kamer, één bed” antwoordt hij. “Ja maar kijk, dua orang staat op mijn reservering. We hebben één kamer geboekt voor twee personen.” Hij belt zijn oom, de eigenaar, maar komt niet met een oplossing. Ik wijs naar de grotere deur verderop en vraag of die kamer toevallig nog vrij is. “Ja maar die is duurder, want kijk, een groter bed.” Ik twijfel niet langer over de twijfelaar en vraag om een tweede hoofdkussen. “Nee, één kamer, één bed, dus één kussen.” Mijn geduld raakt op. Die van Niels ook. Hij is de badkamer al aan het inwijden. Door al dat straatvoer heeft hij last van Balibelly. Dat is dan ook meteen het andere nadeel van backpacken. Je leeft zowat op straat en dus van straat. “Kun je me een badhanddoek aangeven?” roept Niels. Ik open het kastje en jawel: één exemplaar, want één kamer… 

Nadat ik de sleuteljongen voor de zesde keer heb lastiggevallen met mijn westerse wensenlijst, blijft er nog één puntje van zorg over: staat onze huurscooter hier veilig vannacht? “Beter bij mijn oom parkeren” hij wijst naar de toko aan de overkant van de straat. Hmm. We hebben geen zin om mensen te wekken, omdat wij in de holst van de nacht naar het vliegveld moeten. We gokken het er maar op. Om 4 uur ‘s nachts sluipen we door het voortuintje door de poort. De scooter is weg. De sleuteljongen krabbelt zich op van de grond. “Hier is ie” en trekt het doek van de scooter. Hij stond blijkbaar pal voor onze neus en de jongen lag er zowat naast te slapen. Zonder bed, zonder kussen. Ik voel me instant schuldig over mijn geklaag. We hadden niet in de gaten dat dit de consequentie voor hem zou zijn. We geven hem maar een extra fooi. De volgende ochtend staat er ontbijt op de stoep. En dit keer niet één, maar twee bordjes. Nasi Goreng, extra pittig. Een beetje vreemd op dit uur van de dag, maar we waarderen zijn service en erkenning dat we met dua orang zijn.

Groot cadeau

In totaal hebben we 55 uur in airconditioning doorgebracht. Het was zo ontzettend koud op het vliegveld dat zelfs de Europese backpackers hun winterjas aanhielden. En zij zijn de kou gewend! Met onze beste ziltige tropenpakjes vallen we alsnog uit de toon tussen alle backpackers met bontkragen en witte sneakers. Vermoeid van de driedaagse trip stappen we terug aan boord. Onze backpacks vol etenswaar en klusspullen worden leeggeschud en terug achter de bank gestoken. Die hebben we voorlopig niet meer nodig. Ik ben extra blij thuis te zijn, niet dankzij de zeilersdementie, maar vanwege de Bali-belly. Nu moet ik eraan geloven, gevolgd door griep, koorts en ‘geenzinitis’ om meteen het klussen weer op te pakken. Want midden op tafel staat een doosje vanuit Nederland met daarin de nieuwe motoronderdelen. Er zit geen strik om, toch voelt het als een groot Sinterklaascadeau. 

Op de vlucht

Uit alle macht sla ik mijn armen zo wijd mogelijk op en neer, maar het lukt niet. Bangig kijk ik achterom. Hij komt steeds dichterbij, het monster. Spontaan verlies ik mijn superkracht om te vliegen. Hoe kan ik mezelf nog redden? Terwijl ik zwetend in bed lig te ijlen, zit Niels stilletjes met zijn nieuwe LEGO te spelen. Ik bewonder zijn rust en doorzettingsvermogen, zeker omdat het nooit helemaal plug-and-play is. Twee uur klussen verzandt altijd in een volwaardige werkdag. Of twee. Drie weken na aankomst op Lombok loopt de motor weer als een zonnetje en hebben we de meeste punten van de klussenlijst afgevinkt. Ook besluiten we dat we de Bali experience voldoende hebben meegemaakt op buureiland Lombok en we een bezoek ervan aan de hippe, zorgeloze backpackers overlaten. Het seizoen slaat al om, we moeten haast maken. We zijn klaar om de resterende duizend mijl aan hindernissen door Indonesië te overwinnen. De kerstdagen zullen we op zee doorbrengen. Het is een kleine prijs die we graag betalen om volgend jaar met familie te kunnen zijn.

Tags: Last modified: 27 februari 2024
Sluiten