In 2020 zijn dertigers Greetje Tops en Niels Eikelboom uit Nederland vertrokken met Black Moon, hun Taling 33, voor een wereldreis. Iedere drie weken ontvangt de redactie van Zeilen hun flessenpost, met daarin alle avonturen en uitdagingen.
“Moeten we dat nieuwe zeil niet wegnemen?” vraag ik terwijl ik de slaap uit mijn ogen wrijf. Een front trekt in de verte voorbij en geeft nog net een extra puf wind waardoor het zeil terug bak slaat, en jawel, uit de naden scheurt. We kijken elkaar stoïcijns aan. Een diepe zucht volgt. Het is een oud zeil dat we eerder ergens in een wrak hebben gevonden, maar voor ons is het een nieuw lichtweerzeil dat goed van pas zou komen op de route richting Indonesië. “Nou, hebben we bij aankomst op Solomon wat te doen.” Na 5 dagen komen we aan op het hoofdeiland Honiara. We zien drie andere boten voor anker liggen. Als ongetemde hengsten in een arena gaan ze te keer. We slaken weer een diepe zucht. Uren doen we erover om het anker definitief voor de nacht in te graven, zodat we morgen braaf kunnen inklaren. Slapen, koken en lopen is uitdagender dan op zee. En aan land gaan blijkt niet minder onveilig…
Dit was het zeilplan voor de route naar Indonesië, totdat het linker zeil scheurde
“NU!” roept Niels terwijl hij de bijboot zo ver mogelijk voorbij de reling houdt. Ik laat de val over de mastlier slippen. Met een plof landt de bijboot in het golfslagbad. Twee tellen later start de sequens opnieuw en is het wachten op het juiste moment om de buitenboordmotor van het hek naar de bijboot te tillen. Met de bootpapieren in de waterdichte rugzak lopen we het rijtje Customs, Immigratie en Biosecurity af. Op straat zien we overal rode spetters, het lijkt wel bloed. Antwoorden hierop volgen later, eerst het papierwerk. Alles loopt redelijk soepel totdat de Bio-man met ons mee naar de boot zegt te gaan. Nors loopt hij voorop. Pas wanneer ik een praatje over het eiland aan ga, komt hij een beetje los en krijg weliswaar een soort van lach te zien. Ik slik. Zijn gebit is vuurrood, alsof hij rechtstreeks uit een bokswedstrijd is gewandeld. Voordat hij in onze bijboot stapt, fluimt hij nog wat rode spetters op de steiger.
Eenmaal aan boord vullen we de standaard papiertjes in en vraagt hij wat we aan groente en fruit uit Vanuatu mee hebben genomen. Braaf wijs ik naar het trosje overrijpe bananen aan de reling achter hem, terwijl ik de aardappelen, papaja’s en limoenen binnen gemakshalve vergeet te vermelden. Hij schrijft een bonnetje uit dat we later op kantoor kunnen betalen, zodra we cash hebben. “Goh dat is wel een flink bedrag” flap ik eruit wanneer ik 800 Solomon Dollar zie staan. “Standaard” zegt hij. In geen enkel land hebben we meer dan een paar euro voor Bio hoeven te betalen. Pas wanneer hij van boord is kijken we goed wat er staat en rekenen we het om: 20 euro standaard en 60 euro voor het in beslag nemen van de bananen. Zucht.
White men
“Ik moet echt even van de boot af” roep ik gefrustreerd wanneer we alles nog eens goed zeevast hebben gezet. “Laten we een hapje aan wal doen dan” stelt Niels voor. “Koken wordt ‘m zo toch niet.” We nemen dezelfde route als vanochtend, maar het voelt nog vreemder nu de avond valt. Er zijn wederom veel mensen op straat, maar dit keer zijn ze niet in beweging. Ze hangen, ze spugen, ze gluren, ze bedelen, ze roepen, ze smiespelen… “White men.” Zonder elkaar aan te hoeven kijken of ook maar iets te zeggen, keren we om. Vlakbij waar we de bijboot hebben geparkeerd vinden we een ietwat toeristisch eettentje. Normaal eten we liever waar de locals ook komen, dit keer gaat onze voorkeur uit naar iets dat in ieder geval niet op een crime scene lijkt.
Bedelnootjes
“Het komt door de betel nuts” leest Niels hardop voor. Ze eten het zaad van de areca palm met als resultaat een gelukkig gevoel en rode smoel. “Zou de bio man gewoon high geweest zijn?” grap ik. “Die we overigens nog niet betaald hebben” ketst Niels terug. Snel werken we de hamburgers naar binnen, zodat we nog voor het donker terug op de boot zijn. En maar goed ook, want een van de boten is van het anker geslagen. De Koreaanse solozeiler kwam pas aan dek toen hij de andere boten al op een haar na had gepasseerd. Niels en bootbuur Peter van SV Timy helpen de solozeiler in veiligheid, en daarmee ook onze eigen boten. Dit is veruit de gevaarlijkste ankerplek tot nu toe.
De volgende ochtend doen we nog wat inkopen voor vertrek. De markt is rijk aan verse groente en fruit. En diverse nootjes natuurlijk. Er zijn verschillende klassen te zien, van kleedjes op de grond in de open lucht tot aan kraampjes onder een overkapping. Wat de positie of verkoopwaar ook is: niemand lacht, niemand groet, niemand praat. Alsof iedereen er werktuiglijk staat, haast zielloos. De een biedt vis aan, al wapperend met een plastic zakje aan een stokje om de vliegen weg te houden. De ander rijgt ter plekke het zoveelste identieke armbandje. En daar iemand met pindanootjes in schil, die per vijf doppen op een nat zeil in de regen liggen te soppen. Het lijken wel bedelnootjes.
Een marktman smiespelt ons toe: “Draag je tas op je buik, anders word je gerold.” Wanneer we de markt verlaten komt een straatman luidkeels en in grote passen op ons af. “Hello my friends!” zijn hand al opdringerig uitgestoken, zodat je het haast niet kunt negeren. We lopen er met een grote boog omheen, al vriendelijk gebarend op een onzichtbaar horloge dat we haast hebben. Haast om deze enge stad te verlaten. Wanneer we terug bij de bijboot zijn kan ik weer diep ademhalen. Totdat ik van een afstandje Black Moon in een donkergrijs decor op en neer zie stuiteren. Zucht.
Gaan met die banaan
Met gevaar voor eigen leven maak ik twee borden instant noodles als lunch. In omgekeerde volgorde wachten we weer de sequens af om de bijboot en motor aan dek te sjorren. De squall in de verte laten we nog even passeren. En dan gaan met die banaan! We hijsen het anker op en zetten koers op een aantal afgelegen eilanden, waar we hopelijk eindelijk een nacht kunnen doorslapen, totdat we in de volgende stad moeten uitklaren. Aan de reling hangt een verse tros te bungelen. Ik grinnik: “Ach, nu zijn we in alle haast vergeten de Bio rekening te betalen.”
Dorpjes
In de vroege ochtend varen we de eerste archipel in, Russel Islands. We passeren de ene houten kano naar de ander. Sommige steken schuchter een hand op als zijnde groet. Ze zijn aan het vissen. Het blijkt knap lastig te zijn om goede ankergrond te vinden. Vanuit een kano wordt er naar een boei vlak voor het dorpje gewezen. Samen met onze Sloveense buddyboat Timy meren we aan. Een minikano met daarin een jochie in blote bast dobbert naast onze boot. Rond zijn middel kruipen schelpdiertjes, zijn vangst van de dag. “Wil je een lolly?” vraag ik. Hij knikt. Resoluut scheurt hij de plasticfolie eraf en laat het achteloos in het water dwarrelen.
We peddelen naar de wal en vragen naar het dorpshoofd. Een grijze man gebaart dat we voor zijn hut plaats mogen nemen. Om ons heen verzamelen steeds meer dorpelingen totdat ik de tel kwijt raak. Donkere ogen staren ons aan. We stellen ons zelf voor en vragen toestemming om een dag aan de boei uit te rusten. Als dank overhandigen we een overgebleven kavawortel uit Fiji en een oude machete uit Suriname. “Dit is een mooi cadeau” tevreden trekt hij de ietwat roestige machete uit de zeilhoes. Na een introductie over het eiland geeft hij ons toestemming. Maar als we willen duiken moeten we betalen en als we willen zwemmen eigenlijk ook. We benadrukken nogmaals dat we alleen zullen uitrusten, omdat we op doorreis zijn en al een week weinig geslapen hebben. “Maar om te overnachten is het 500 SD” probeert hij nog. Zucht.
De hele dag zijn we omsingeld door kano’s
Solomon is wijds, rauw en arm. In totaal zeilen we drie keer door de nacht heen en overnachten we op zes verschillende locaties. Op iedere ankerplek komen eilanders in hun kano langszij om een praatje te maken en om houtwerk te verkopen. Aangezien we geen cash meer hebben, ruilen we wat kleine spullen zoals visgerei. Soms drijven ze wel een half uur langszij om onze boot te observeren, zonder ook maar iets te zeggen. We nemen het zekere voor het onzekere en stouwen zoveel mogelijk losse spullen naar binnen: vishengel, scheepslijnen, brandstof kannen, vinnen, snorkels. Niels slaapt in de kuip met een niet-roestige machete binnen handbereik. “Psst” hoort hij in de duisternis vlak naast de boot. Was dat een test? Wanneer hij met de lamp over het vlakke water schijnt, ziet hij dat we nog steeds door kano’s omsingeld zijn.
Opgelicht
Ook bij het uitklaren worden we weer opgelicht. Dit keer met de smoes dat de Customs man speciaal voor ons met een privé boot van een ander eiland over moest komen en we daarom de benzine á 500 SD moeten vergoeden. Wanneer ze vanuit de open boot aan boord van Black Moon stappen en we opmerken dat zijn pak mooi droog is gebleven, terwijl het de hele ochtend regende, én we de middag ervoor zijn vrouwelijke collega op kantoor hebben gesproken, die ons wist te vertellen dat hij naar het lokale ziekenhuis om de hoek was vanwege een wond aan zijn voet, stempelden ze zonder pardon onze paspoorten. We kunnen door naar Indonesië! Maar eerst nog even 1.500 mijl dwars door Papoea-Nieuw-Guinea, waar het nóg armer en crimineler is…
Tekst en beeld: Greetje Tops
Tags: Flessenpost Black Moon Last modified: 15 november 2023