Bestemmingen

Niet alledaagse vertrekkersboot

In de Pacific met een sportieve trimaran

11:11

Trijnie Dijkhuis en Hennie Blikman zijn in 2017 vertrokken met hun trimaran Yana richting Pacific. Hoe bevalt dat nu, de Pacific met een niet alledaagse vertrekkersboot?

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 12/2021
Tekst: Trijnie Dijkhuis

Vrijwel geruisloos glijden we over een lome oceaandeining. We hebben stroom en een zwakke wind tegen, waardoor er nauwelijks windgolven ontstaan.
Ideale condities voor Yana: hoog aan de wind zet ze moeiteloos de 7 tot 9 knopen wind om in 7 knopen bootsnelheid door het water. Uit de mp3-speler klinkt de prachtige muziek van Ravel, pianoconcert voor de linkerhand. De stuurautomaat hoeft nauwelijks iets te doen om de boot op koers te houden. Het weer is stabiel, geen wolken die uit kunnen groeien tot squalls, geen klusjes die eigenlijk nog gedaan moeten worden. Zorgeloos genieten. Wacht na wacht, dag na dag. Beter dan dit kan het niet worden!

Het is nu negen jaar geleden dat we Yana kochten. Daarvoor woonden we aan boord van een 50 voets catamaran, een ideale boot voor langere en verre reizen, maar we vonden haar niet sportief genoeg voor de weekenden en zomervakanties die we in gedachten hadden. Daarnaast misten we het pure zeilgenot dat een trimaran geeft; het zeilgenot dat ik met mijn eerdere tri’s ervaren had en dat Hennie en ik samen (her)ontdekten door mee te zeilen op trimarans van vrienden. Uiteindelijk kochten we Yana, een sportieve 40 voets trimaran, die toen perfect op ons eisenpakket en wensenlijstje paste.

Aan een mooring achter het rif bij de zuidpas van Fakarava in de Tuamotus.

Geen vluchthavens

We zijn op weg naar de Markiezen, een eilandengroep van Frans-Polynesië. Twee dagen geleden zijn we vertrokken uit Panama. De oversteek is ruim 4200 mijl, een afstand waar we enigszins tegenop zien. Niet vanwege de wind en golfcondities die we onderweg tegen kunnen komen, want die zijn op dit traject over het algemeen milder dan die op de Atlantische Oceaan. Het is het aantal mijlen en de grote afstand tot land die het voor ons spannend maken. Als er iets gebeurt met de boot of met onszelf, dan moeten we het echt zelf op zien te lossen; na de Galapagos zijn er geen ‘vluchthavens’ meer. Weliswaar hebben we een Iridium telefoon waarmee we mentale ondersteuning en technisch of medisch advies kunnen binnenhalen, maar verder moeten we het zien te rooien met de spullen die we aan boord hebben. We voelen ons kwetsbaar, kwetsbaarder dan ooit tevoren.

Voorbereidingen voor de oversteek

In Panama checken we nog uitvoeriger dan normaal de mast en verstaging en andere essentiële onderdelen. Hennie laat bij een lokale tandarts nog een kroon zetten en we vullen onze medicijnenvoorraad aan. We bevinden ons in goed gezelschap, want iedereen op de ankerplek is druk met het voorbereiden van de puddle jump, zoals de Amerikanen het noemen. Bijbootjes varen af en aan en her en der horen we elektrisch gereedschap. Het marifoon cruisersnetje ’s ochtend staat bol van de technische vragen en tips waar je welk onderdeel mogelijk zou kunnen bemachtigen. Met de nadruk op mogelijk, want bootspullen zijn in Panama nauwelijks verkrijgbaar. Een groot verschil met de Carieb. Daarnaast moet er natuurlijk bevoorraad worden. De meeste boten doen 25 tot 35 dagen over de oversteek, maar kopen nog eens flink extra in omdat Panama aanzienlijk goedkoper is dan Frans-Polynesië. Wij zijn geneigd dat ook te doen, maar moeten ons daarin beperken vanwege het geringe draagvermogen van onze trimaran; iedere 110 kg die we aan boord sjouwen zorgt ervoor dat Yana één centimeter dieper in het water ligt. We kopen dus met name die producten waarvan we denken dat ze in Frans-Polynesië erg duur zijn, kiezen voor lichte verpakkingen (plastic en karton in plaats van glas en blik) en kopen poedermelk in plaats van pakken melk. Vrijwel alle boten nemen ook flink wat extra diesel mee en stouwen hun gangboord vol met jerrycans. Gelukkig zeilen wij nog wanneer anderen allang de motor gestart hebben, dus veel brandstof hebben we niet nodig.

Onbekend geluid

De zwakke wind die er nu staat, was voorspeld, maar de windrichting zou veel oostelijker moeten zijn voor een bezeilde koers. In plaats daarvan kruisen we nu. Ondanks dat we met 24 graden schijnbare wind varen, zijn onze kruishoeken door de lichte wind erg slecht. En door de tegenstroom worden deze al helemaal abominabel. Maar het is heerlijk rustig en uiterst comfortabel zeilen. Het enige dat ons een onrustig gevoel geeft is de lichte ‘kloink’ die we sinds vannacht af en toe horen. Het is geen heel onrustbarend geluid, maar we herkennen het niet. En dat maakt ons onzeker. Zodra het licht is gaan we op onderzoek uit.
Het lijkt van de lijdrijver te komen. Misschien iets dat in de drijver ligt te rammelen? Nee dus. Beter kijken en luisteren.  Het lijkt de harp te zijn tussen de zijstag en de rvs wandputting; de zijstag aan lij hangt altijd wat los waardoor de harp wat beweegt en de drijver fungeert daarbij als perfecte klankkast. We zijn gerustgesteld. Maar na een tijdje slaat de twijfel weer toe. Zou dat echt zo’n hard geluid maken? We gaan overstag. Nu is het geluid er niet. Weer overstag en wederom de ‘kloink’. Zou het de bevestiging van de wandputting in de drijver kunnen zijn? We halen de lijdrijver leeg om bij het waterdichte schot te kunnen komen. Ik kruip de drijver in, samen met een plens water, en schroef de tientallen schroeven los van het waterdichte schot waar de wandputting achter zit. Gelukkig niks bijzonders te zien. Alle tientallen schroeven er dus weer in en spullen weer in de drijver.
Als de bron van het geluid niet aan de onderkant van de zijstag zit, dan moet het aan de bovenkant zitten. We turen met de verrekijker, maken foto’s en filmpjes, maar zien vanaf dekniveau niets bijzonders. Maar daarboven moet dus wel iets aan de hand zijn. Er zit niets anders op dan de mast in te gaan. We experimenteren met welke zeilconfiguratie en onder welke koers Yana het minst beweegt en concluderen dat onder vol tuig met de wind iets voorlijker dan dwars de beste condities biedt. Hennie is sterker dan ik en is daarmee de uitverkorene om van het mooie uitzicht op twintig meter hoogte te mogen genieten. Gewapend met fietshelm gaat hij omhoog. Oef, dan blijkt dat Yana toch nog behoorlijk beweegt. Het lijkt eindeloos te duren voordat hij de oorzaak gevonden heeft en weer naar beneden kan. “Het geluid wordt veroorzaakt door de rvs pen waar beide zijstagen aan bevestigd zijn. De pen zit met twee grote moeren geklemd, waarschijnlijk zijn deze iets losgelopen, waardoor de pen een minieme beweging op en neer kan maken.” Gelukkig kunnen de moeren niet helemaal loslopen, dus het is niet ernstig. Maar we hebben een hekel aan geluiden die er niet horen te zijn en willen niet nog 3500 mijl dit geluid horen. We moeten de moeren dus aandraaien. Ze zijn zo’n zes cm groot en het zware, grote gereedschap hiervoor hebben we thuisgelaten. Onze redenering was dat deze moeren nog nooit spontaan losgedraaid zijn en dat áls ze los moeten, we dan op een werf zijn, waar we dat gereedschap wel kunnen lenen. Die redenering klopte dus niet. Gelukkig ligt de Galapagos ongeveer op onze route en zijn kennissen van ons die wel dergelijke grote tangen aan boord hebben daar toevallig net gearriveerd.

Noodstop op de Galapagos

Met een mengeling van opluchting, omdat we het probleem gevonden hebben en op kunnen lossen, én teleurstelling, omdat we lekker in ons ritme zaten en uit een gunstige weerssituatie moeten stappen, verleggen we onze koers naar de Galapagos. We komen in het donker aan, maar de maan licht ons bij. We worden verwelkomd met gespetter en geproest in het water: zeeleeuwen! Nog nooit hebben we een zeeleeuw zo dichtbij de boot gehad, laat staan tientallen tegelijk. We vinden een plekje in de volle baai en gaan naar bed voor een welverdiende, ononderbroken nachtrust. Na een half uur worden we wakker van een ondraaglijke stank. Er blijkt een zeeleeuw aan boord gekropen te zijn! Daar zijn we niet van gediend, want behalve dat ze een uur in de wind stinken, zijn we bang dat ze onze kwetsbare zonnepanelen beschadigen. De hele nacht zijn we bezig met een kat-en-muisspel. Als ze doorkrijgen dat we ons achterschip te goed bewaken, springen de grotere exemplaren gewoon op onze drijvers. Vlakbij de zonnepanelen achter onze achterbeam. Deze steunen kunnen vast geen volwassen zeeleeuw dragen, dus ons ‘jachtterrein’ wordt aanzienlijk vergroot. Het moet een komisch gezicht zijn, zeeleeuwen die op drie plekken onze boot belagen en wij die van hot naar her sprinten om te voorkomen dat hen dat lukt of, als we net te laat zijn, ze weer weg te jagen. Na een gebroken nacht gaan we naar onze kennissen. Ze zijn enorm verbaasd ons te zien, want ze wisten dat wij niet van plan waren om deze dure eilandengroep aan te doen. Bij een verblijf langer dan twaalf uur moet namelijk het onderwaterschip geïnspecteerd worden op aangroei en moet de boot uitgegast worden vanwege mogelijk ongedierte aan boord. Dit kost inclusief inklaren al snel zo’n 500 euro; als je langer dan 72 uur wilt blijven of naar een ander eiland wilt dan komt daar nog een dure vaarvergunning bovenop. Dus, we lenen hun tangen, draaien de moeren zo strak mogelijk aan, kopen snel wat verse groente en fruit en vertrekken weer. Heel handig zo’n ‘vluchthaven’ met reparatiefaciliteiten! Maar vanaf nu zullen we het écht alleen moeten zien te rooien – de komende 3200 mijl zijn er geen vluchthavens meer…

Galapagos zeehonden springen ́s nachts aan boord.

Lastige herstart

Met onze ‘noodstop’ hebben we ons weervenster om de windstille zone rond de Galapagos door te komen verspeeld. Blijkbaar vertrekken we op een slecht moment, want door een ongunstige combinatie van stroom en deining zijn de golven rondom de eilanden steil en hoog. Hierdoor komen we in de paar knopen wind die er staat nauwelijks vooruit. Motoren is helaas in deze golven geen optie voor ons; onze buitenboordmotor zou door het gesteiger van Yana afwisselend met de schroef lucht happen of volledig ondergedompeld worden. Gekmakende omstandigheden! Gelukkig hebben we stroom mee, waardoor we na een paar uur dieper water bereiken met minder golven. Op naar de passaatwinden!
Maar deze laten zich niet makkelijk bereiken. We varen pal zuid, ongeveer haaks op de rechtstreekse koers naar de Markiezen om de windstilte ten westen van ons te omzeilen. Meerdere keren denken we dat we een stabiele zuidoostenwind te pakken hebben en evenzovele keren blijkt dit niet het geval te zijn en valt de wind weer weg. Een donkere lucht is de voorbode voor langdurige stortregen en variabele winden. Twee dagen lang hebben we erg veel regen, windshifts van 60 graden en windsnelheden variërend tussen de 0 en 16 knopen. En dat alles gecombineerd met een erg onrustige zee.
De enige stroom aan boord komt van de zonnepanelen. Tijdens de refit zeiden we nog tegen elkaar: “500 Watt in combinatie met efficiënte regelaars en een Lithium accu met weinig interne weerstand – dat zou toch genoeg moeten zijn? En anders moeten we maar met de hand gaan sturen.” Dus dat doen we nu. Urenlang sturen we in de stromende regen en varen we een dronkenmanskoers vanwege de enorme windshifts. Maar aan alles komt een eind, dus ook aan oncomfortabele condities; uiteindelijk klaart het op en nestelt de wind zich stabiel in de zuidoosthoek. Eindelijk maken we weer gestage voortgang in de goede richting!

Zeilen in de passaat

Op de Noord-Atlantic wordt de passaatwind al vrij snel pal oost, waardoor de route naar de Carieb plat voor de lap is. Hier blijft de passaat zuidoost tot zo’n 400 mijl voor de Markiezen. Onze koers naar de Markiezen is bijna west, met een heerlijke bakstagwind die varieert tussen de 12 en 22 knopen. Ook de golven komen schuin van achteren in, waardoor we onregelmatig surfen. We proberen het surfen onder de 13 knopen te houden – gaan we sneller dan wordt het haast onmogelijk te slapen: het water langs de romp en het vibreren van het zwaard maken dan te veel lawaai.
Deze snelheidsgrens bepaalt onze windhoek (110 graden schijnbare wind levert veel meer snelheid dan 120 graden) en zeilvoering. We zeilen met gereefd grootzeil en gereefde genua of stagfok en hebben onze reacher of asymmetrische spinaker niet nodig om voldoende snelheid te houden. Helaas stuurt onze stuurautomaat niet goed op de windhoek, waardoor we deze in moeten stellen op een koers. Omdat de wind enorm varieert in zowel kracht als richting, zelfs bij een wolkeloze hemel, zeilen we op de stuurautomaat aanzienlijk minder optimaal dan wanneer we met de hand zouden sturen. Het scheelt zeker zo’n 2 knopen bootsnelheid, maar dat ‘verlies’ nemen we maar voor lief. We zijn tevreden met onze daggemiddelden van rond de 220 mijl en over het algemeen zeilt het erg comfortabel.
Helaas hebben we ook regelmatig perioden dat de zee uitermate warrig is. Golven belagen Yana dan van alle kanten en slaan als mokerslagen op haar romp. De stuurautomaat gaat dan als een dolle te keer om de boot in het gareel te houden. Meestal duurt zo’n periode een paar uur, waarna het meer regelmatige golfpatroon gelukkig terugkeert. En daarmee de rust en het zachte ruisen van het water langs de romp. Bij toenemende bootsnelheid gaat het ruisen over in neuriën en als Yana toch een golf te pakken heeft gekregen waar ze met een goede windhoek lekker vanaf kan surfen dan giert ze het uit van plezier (gevolgd door gemopper van degene die binnen probeert te slapen).

Passaatzeilen in optima forma.

Schijnbaar oneindig

Dag na dag zeilen we zo richting het westen over de schijnbaar oneindige oceaan. De zon gaat iedere dag zo’n tien minuten later onder (en komt helaas ook tien minuten later op). Een schijnbaar eindeloze stuurboord slag, nog nooit hebben we zolang achter elkaar over dezelfde boeg gevaren. We zouden alleen op de wereld kunnen zijn; geen enkel teken van menselijke aanwezigheid. Geen vliegtuigstrepen, geen schepen, geen andere boten. Het enige teken van leven dat we zien zijn een paar vogels en veel, heel veel vliegende vissen. Vooral ’s nachts belanden deze vaak aan boord. Eén exemplaar vliegt zelfs vol tegen mijn hoofd aan! Dit niemandsland wordt opeens doorbroken doordat we op de horizon een zeiltje zien. Een zeiltje dat plat voor de lap vaart. Inmiddels is de wind oostelijker geworden en om de snelheid erin te houden hebben we onze koers wat naar het zuidwesten verlegd. Hierdoor lijken onze koersen zelfs te gaan kruisen. Het blijkt TiSento te zijn, de Nederlandse Van der Stadt 44 van Bas en Agnes die we ontmoet hebben in Panama! We kletsen wat over de marifoon en verbazen ons daarna nog een tijdlang over dit enorme toeval. Want hoe groot is nu de kans dat je een andere boot op zichtafstand ontmoet op een oversteek van meer dan 4000 mijl en dat het dan ook nog bekenden zijn?

De paradijselijke Markiezen

En dan, vijftien dagen na vertrek uit de Galapagos hebben we eindelijk weer land in zicht. En wat voor land! Steile, spitse bergkammen die recht uit zee lijken op te rijzen, met weelderig begroeide flanken: Fatu-Hiva. Als we de ankerbaai naderen ontnemen regenbuien ons het zicht op de omgeving. Met wat moeite vinden we een plekje in de kleine, diepe ankerbaai die geteisterd wordt door valwinden door de hoge bergen rondom. Maar de omgeving is adembenemend mooi. Aan bakboord steile rotsformaties naast idyllische grasveldjes met palmbomen en aan stuurboord dichtbegroeide bergwanden met een enorme diversiteit aan bomen en struiken. Voor de boot een dal met een riviertje en een dorpje. We laten deze bijzonder mooie omgeving op ons inwerken, maken schoon schip en genieten voor het eerst sinds ruim drie weken van een lange nachtrust.
Als we de volgende dag voet aan wal zetten valt onze mond helemaal open van verbazing, dit moet het paradijs zijn! Een kleurrijk, keurig aangeharkt dorpje met bijzonder aardige mensen, veel bloemen, fruit- en palmbomen, omzoomd door een prachtig groen landschap met grillige rotsformaties. Iedereen groet ons, niemand heeft haast, op straat wordt wat gekeuveld, kinderen spelen in de branding, auto’s zijn er nauwelijks en nergens zwerfafval. Dit is de mooiste plek waar we ooit geweest zijn!
We lopen de vallei in en treffen een stel dat op weg is om hun paard te verplaatsen. We lopen met ze op en kletsen wat in gebrekkig Frans. Ze produceren kopra (gedroogde kokos) en verbouwen bananen. Ze willen graag fruit ruilen voor spullen, omdat er op het eiland vrijwel niets te koop is. In ruil voor een stuk lijn voor hun paard en een paar zonnehoedjes krijgen we een stam bananen, flink wat enorme pompelmoezen, guaves en citroenen. Heerlijk! Het lukt niet om mango’s te ruilen, dus die rapen we onder een boom net buiten het dorp waar ze anders maar liggen weg te rotten. Iedere dag vallen er wel een paar, dus regelmatig lopen we even langs voor een verse lading. Smullen!

Fatu-Hiva spitse bergkammen met weelderig begroeide flanken.

Wachten op onderdelen

Fatu-Hiva is het meest afgelegen van de zeven bewoonde eilanden van de Markiezen en telt slechts een paar kleine dorpjes waar alleen wat basisbenodigdheden verkrijgbaar zijn. De Markiezen heeft twee grotere plaatsen, de ene op het eiland Nuku-Hiva en de andere op Hiva-Oa. Hier zijn ook wat meer huis-, tuin- en keukenspullen te koop en er zijn zelfs pinautomaten. Maar bootspullen zijn er ook hier nauwelijks, die moeten dus uit het buitenland ingevlogen worden via Tahiti. En dat is vanwege de douaneafhandeling daar een zeer tijdrovende én kostbare procedure, zelfs als je de papierwinkel zodanig goed geregeld hebt dat je geen belasting hoeft te betalen. Veel boten liggen in deze twee baaien dan ook lang te wachten op onderdelen. We zijn erg blij dat we een simpele boot hebben met weinig boordsystemen en elektronica; wat er niet op zit kan ook niet kapot.

Geen zeilparadijs

De hoge, steile eilanden van de Markiezen zijn van een betoverende schoonheid, maar zorgen ook voor waardeloze zeilcondities. Windschaduw achter de eilanden, acceleratiezones ertussen en zelfs luwte aan loef van de eilanden tot zeker 5 mijl uit de kust doordat de wind omhoog gedwongen wordt. En daar komen dan nog de golfcondities bij: achter de eilanden een klotszee doordat de golven aan beide kanten om het eiland heen lopen en voor de eilanden ook een klotszee door de reflectie van de golven tegen de steile kust. De meeste ankerplekken zijn vaak oncomfortabel door valwinden en swell die de baaien binnenloopt. Weliswaar hebben we daar als trimaran over het algemeen minder last van dan een kieljacht, maar doordat Yana relatief licht is kan ze soms vreselijk met haar drijvers op het water slaan als de golven dwars inkomen en de ‘juiste’ periode hebben.

Heel veel haaien in de zuid pas van Fakarava.

Tuamotus

De Tuamotus liggen slechts zo’n 500 mijl verderop, maar zijn een schril contrast met de Markiezen. Geen hoge, groene eilanden, maar koraalatollen waarvan de hoogste delen maar net boven het zeeoppervlak uitsteken. Geen overvloed aan fruit, maar alleen kokosnoten. Geen swell die de ankerbaaien inloopt, maar vlak water alsof je op een meer ligt. Ook hier zijn alleen basisbenodigdheden te koop en is de bevolking ontzettend vriendelijk en gastvrij.
Om die mooie, rustige ankerplekken te bereiken moet je echter wel een smalle pas door waar het hard kan stromen, tot soms wel 8 knopen. Daarna moet je een lagune oversteken, zo groot als het Markermeer of IJsselmeer, waar het vol ligt met vaak ongekarteerde koraalkoppen. Wij vinden het maar spannend. Maar de beloning is ernaar: ankeren in helder en vlak water achter een rif in de luwte van zacht ruisende palmbomen én ongeëvenaard snorkelen in de passen met prachtig koraal, veel vis en haaien (die gelukkig niet in mensen geïnteresseerd lijken te zijn).

Bijgestelde planning

Inmiddels zijn we weer een eilandengroep verder en liggen we bij Tahiti voor anker. Bijna een cultuurschok: terug in de moderne wereld met drukke snelwegen, veel toerisme en grote overdadig gevulde supermarkten. Frans-Polynesië bevalt ons zo goed dat we besluiten onze plannen bij te stellen en hier nog een jaar blijven. Terug naar de Tuamotus en tijdens het hart van het cycloonseizoen terug naar de Markiezen, de eilandengroep die nog nooit door een cycloon getroffen is, de eilandengroep die ons hart gestolen heeft.

 

Gegevens Yana

Lengte: 12,20 m
Breedte: 9,70 m
Diepgang: 1,50 – 2,80 m
Gewicht: 4,5 ton (volbeladen)
Grootzeil: 72 m2
Genua: 48 m2
Asymmetrische spi: 140 m2
Reacher: 90 m2
Motor: Yamaha 15 pk
Bouwjaar: 1996
Bouwer: Rhebergen Multihull Yachts 
Ontwerp: Grainger, TR40

Trijnie, Hennie & Yana

Trijnie en Hennie zeilen al hun hele leven. Eerst in open boten, later in kieljachten. In 1989 stapt Trijnie over naar multihulls en koopt ze een 7,7m Dragonfly trimaran. Begin jaren 90 laat ze samen met haar toenmalige vriend bij Rhebergen in Amsterdam de 40 voets Grainger trimaran Yana bouwen, die ze samen afbouwen. Helaas moeten ze deze al na een paar jaar weer verkopen. In de bootloze periode die volgt doet ze delivery’s en vaart ze als opstapper mee aan boord van een breed scala aan mono- en multihulls. In 2006 kopen Trijnie en Hennie een 50 voets Outremer catamaran waarmee ze in 2006-2007 een rondje Atlantic zeilen. Terug in Nederland willen ze een sportievere boot en kopen ze Yana terug. Hiermee zeilen ze in 2013-2014 opnieuw een rondje Atlantic. Op de terugreis naar Nederland ontstaat het plan om naar de Pacific te zeilen. Hiervoor passen ze Yana aan, met onder meer een buiskap, watermaker, koelkastje, meer bergruimte, verbeterde ventilatie en extra zonnepa- nelen. In augustus 2017 zijn ze vertrokken. In totaal hebben ze al ruim 40.000 mijl met Yana gezeild.

Links: Tuamotus Fakarava, Trijnie en Hennie.

Voors en tegens

Trimarans zoals Yana zijn fantastische zeilers die een enorm zeilplezier geven. Ze zijn snel en licht waardoor ze gemakkelijk surfen, varen zeer hoog aan de wind en maken ook in licht weer nog goede voortgang. Voordeel van de hoge gemiddelde snelheid is dat verre bestemmingen binnen het bereik van een zomervakantie komen en je zeilgebied dus aanzienlijk vergroot wordt. Ook kun je weergaten optimaal benutten en slecht weer (letterlijk) omzeilen. Hoge golven zijn geen probleem voor een trimaran, maar in hoge golven aan de wind varen is niet erg comfortabel omdat je het gevoel hebt dat de boot van golftop naar golftop springt. Flink snelheid minderen is dan het devies, maar dan hebben we het nog steeds over snelheden van 7 tot 8 knopen. Dwars inkomende golven gecombineerd met weinig zeildruk kan oncomfortabel zijn doordat ze met de drijvers op de golven gaan slaan. Daarentegen rollen ze niet en hebben ze niet de neiging uit het roer te lopen bij hoge golven die schuin van achteren inkomen.
Maar natuurlijk hebben trimarans ook nadelen. Het beperkte draagvermogen en de kleinere binnenruimte zijn voor ons de belangrijkste. Daar staat tegenover dat de buitenruimte een stuk groter is, waardoor bijvoorbeeld makkelijk een (vaste) bijboot meegenomen kan worden zonder dat deze in de weg ligt. De grote breedte is voor ons geen probleem; het betekent alleen een duurdere ligplaats in een marina en hogere kosten voor stalling op de kant. Alhoewel een trimaran niet rolt op ankerplekken met golven die dwars inkomen, beweegt ze door haar lage gewicht wel onrustig. Iedere boot is een compromis en het is maar net welke aspecten je het belangrijkst vindt. Voor ons zijn dat mooie lijnen en goede zeileigenschappen. En dat zijn precies de sterke kanten van een trimaran als Yana.

Simpele uitrusting

We hebben bewust gekozen voor zo weinig mogelijk boordsystemen en elektronica, onder het motto ‘wat er niet op zit kan ook niet kapot’. Dus geen waterdruksysteem, maar simpele voetpompjes. Geen boiler, maar een keteltje op het fornuis. Geen diepvries, maar alleen een kleine koelkast. Geen elektrisch toilet, maar eentje die je gewoon met de hand moet doorpom- pen. Geen elektrische lieren en ook voor het anker een handlier. Geen kaartplotter, maar een navigatieprogramma op de tablet gecombineerd met een gps met waypoints. Geen volledig geïntegreerd navigatiesysteem waarbij alle instrumenten aan elkaar gekoppeld zijn, maar een standalone radar, AIS en boordinstrumenten die ook afzonderlijk aangezet kunnen worden (en indien nodig onderling via een multiplexer gekoppeld kunnen worden). Helaas hebben we vanwege ons gebrek aan draagvermogen en ruimte één concessie moeten doen aan deze simpele uitrusting en dat is de aanschaf van een watermaker; als we een catamaran of monohull hadden gehad dan zouden we daar zeker niet voor gekozen hebben.
Voordeel van een trimaran is dat we aanzienlijk minder stroom verbruiken dan de gemiddelde vertrekkersboot. Immers, stroom die je niet verbruikt hoef je ook niet op te wekken. We hebben dus ook geen extra dynamo op de motor nodig of een diesel-, wind- of watergenerator; al onze stroom wekken we op met zonnepanelen (en ja, die blijken helaas ook kapot te gaan, ook als ze nieuw zijn). In de praktijk hebben we meestal een overschot aan stroom, waardoor we bijna al ons water met een simpele 220V waterkoker koken en brood bakken met een standaard 220V broodbakmachine (dat scheelt een hoop gas en warmte binnen).
Minder systemen en apparatuur betekent minder klussen, minder zoeken naar onderdelen en minder wachten op die reparateur die morgen echt langs gaat komen. Dus meer tijd om leuke dingen te doen of gewoonweg te niksen… Less is more!

 

Omslagfoto en foto’s: © Trijnie Dijkhuis
Tekst: Trijnie Dijkhuis

Tags: Last modified: 27 september 2023
Sluiten