Actueel

Vissen met een paravaan

Lof der makreel

11:11

Tijdens het zeilen gooit Lodewijk Wiener graag een lijntje uit. Zijn favoriete vis: de makreel. Of de zeebaars. Als zeilend schrijver, of schrijvend zeiler, beschouwt hij zijn hobby en geeft hij enkele tips.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 03/2021
Tekst: Lodewijk Wiener

Vanaf ons schip Argos, een Koopmans 32, ooit Jantine I van Dick Koopmans Sr., vis ik geregeld op makreel met gebruikmaking van een reel, die ik met twee slangenklemmen op een van de
dwarsstangen van het hek bevestigd heb. En al zeilend sleep ik dan vijf in veertjes of glinsterende folieflarden verborgen haken achter een paravaan, met een snelheid van ten hoogste vier knopen.

Als men het eigenaardige woord ‘paravaan’ in Van Dale opzoekt, vindt men de volgende definitie: torpedovormig apparaat aan de boeg van een schip om staaldraadkabels van zeemijnen door te snijden. Zeemijnen bevonden zich verraderlijk onder het wateroppervlak en zaten vast aan een stalen draad en een betonnen sokkel op de zeebodem.Met een dergelijke paravaan viste men dus op mijnen die door een ketting tussen paravaan en schip werden ‘geveegd’ en die, eenmaal losgetrokken, naar de oppervlakte stegen, om daar met het boordgeschut tot explosie te worden gebracht.
De paravaan zoals de zeevisser die gebruikt, wordt door Van Dale niet genoemd, maar de meeste zeilers zullen het woord wel kennen. Het is meestal een deltavormig kunststof schijfje met een opstaande vin en verzwaard in de punt, waardoor het vanzelf de gewenste diepte zoekt, afhangende van de afstelling en lengte van de uitgevierde lijn. Paravanen bestaan in afwijkende uitvoeringen, maar in alle gevallen gaat het om een voorwerp dat zich zelfstandig naar dieper water werkt, terwijl het een lijn met smakelijke haken achter zich aan sleept.

Vangst is verzekerd

In zijn allereenvoudigste vorm voldoet zelfs een plankje met een schuin afgeslepen onderzijde. Door de scherpe zijde zal het zich naar dieper water snijden en bij het toehappen van een makreel platslaan en weer aan de oppervlakte verschijnen, met de aangehaakte vis er machteloos spartelend achter.
Waar een groep meeuwen op het water in actie is, wordt door makrelen gejaagd op kleine visjes die dan naar alle kanten wegvluchten, waarbij ze door de vogels worden verschalkt als ze te dicht aan de oppervlakte komen. De blikkerende processie van onverstoorbare zilverfolievisjes, die dan plotseling dwars door deze chaos heen passeert, jaagt de roofzucht van de makrelen onweerstaanbaar aan.
Vangst is verzekerd.
Niet zelden met meerdere aanbeten tegelijk.

Dood­ gewone consumptievis

De makreel wordt gewoonlijk beschouwd als een dood­ gewone consumptievis, zoals de haring, de kabeljauw of de schelvis, en wellicht hierdoor wordt zijn schoonheid, zijn absoluut superieure making, slechts zelden door iemand gezien. Maar bij de makreel vergeleken is de kabeljauw een uitgezakte dikbuik met een sik en de schelvis een uit zijn krachten gegroeide wijting.
Het marmerwit van zijn buik gaat naar de rug toe geleidelijk over in een soort aluminium grijs, waarin zich een grillige, blauwe streepjescode aftekent, die aangeeft dat elke makreel uniek is, zoals dat voor de mens geldt bij de vingerafdruk.
Gaande hun evolutionaire totstandkoming hebben makrelen zich gevormd tot torpedo’s, volmaakt gestroom­ lijnd en met een in het zonlicht vervloeiend kleuren­ patroon, dat zich beweegt tussen de schakeringen goud, groen en turquoise. De krachtige staartvin ontketent de aandrijving, fungeert tegelijkertijd als roer en lijkt daarbij op de weerhaken van een speer. De makreel is in feite zijn eigen harpoen. De kop is van hard glanzend kraakbeen, waarin twee donkere ogen onophoudelijk spieden naar prooi. De bek sluit naadloos, maar opent zich bij het toe­ bijten tot een vervaarlijke muil, met twee scharnierende schilden die onder­ en bovenkaak verbinden, met daarin een rasp van scherpe tandjes, waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is. Een jagende makreel slaat met hoge snelheid en in blinde vraatzucht toe. Zijn moordlust staat zijn waarneming in de weg, hetgeen eveneens een overeenkomst vormt met de mens.
Na te zijn onthoofd en van de ingewanden ontdaan – handelingen die worden aangeduid met de ongemakke­ lijke term: schoonmaken – trilt en schokt een makreel in een puts zeewater nog even na. Deze stuiptrekkingen, voortkomend uit zijn tomeloze levensdrift, vormen evenmin een aangename waarneming.
Maar ligt de vis, nadat hij aan de mackerel-crowded seas (Sailing to Byzantium, W.B. Yeats, Dublin, 1928) is onttrokken, eenmaal in de van hickory houtmot voorziene rookoven aan boord, dan rest slechts het met eerbied vervulde besef: “Eert de vis die makreel heet!”
(Vrij naar Willem Elsschot, Antwerpen, 1934).

De reel op het hek.

Bij veertig centimeter ligt de grens

De makreel is voor het binnen draaien met de reel nooit te groot en zelfs twee of drie van zulke rovers tegelijk vormen geen probleem. Maar hoe met een paravaan te vissen op zeebaars, die vanwege zijn afmeting met een gefixeerde reel al gauw niet meer binnen te halen is? Bij veertig centimeter ligt de grens. Enerzijds is er de snelheid van het schip, die een extra kracht uitoefent op de lijn, vervolgens mist men de veerkracht van een hengel, ‘het pompen’, waardoor de kracht op de lijn sterk wordt verdeeld en in het grensgebied van lijnbreuk wordt overgenomen door de slip, ‘de rem’ van de reel. En dan is er nog het gewicht van de vis zelf en zijn rukkende pogingen om zich te bevrijden.
Ter illustratie hierbij een passage uit mijn boek Zeeangst, waarin een kustreis langs Zuid­-Engeland en het eiland Wight wordt beschreven en waaruit eerder een fragment in Zeilen 11/2020 is gepubliceerd:
Good-bye Beaulieu River en Buckler’s Hard!
Tijdens een vorige reis langs de Zuid-Engelse kust was dit ons verste punt, ditmaal hebben Ant en ik meer tijd en willen we tot Dartmouth komen. Maar eerst terug naar de Solent en oversteken met bestemming Yarmouth, op de westpunt van Wight. Koers 220 graden, met een mooie zo-wind, kracht 3. Ideaal om de paravaan te slepen. De slip zo afgesteld dat de reel bij een aanbeet vanzelf gaat kirren. Meer dan een halfuur niets, ik was eigenlijk vergeten dat ik aan het vissen was, maar toen plotseling een enorme beet, waarbij de reel gierend afliep. Jaws!
Vervolgens alles verkeerd gedaan en alleen een verbogen wartel binnen gehaald. Zo goed als zeker een forse zeebaars verspeeld. Ik had de zeilen moeten losgooien om de vaart uit de boot te halen en de slip van de reel niet moeten dichtdraaien, maar zo moeten afstellen dat de lijn net niet zou breken, om de vis af te matten. Maar bij het vissen op makreel is dat niet per se nodig. Aan de lijn lag het trouwens niet, die was braided, gevlochten, en sterker dan de trekkracht van de wartel. Oh, traag verstand!

Pilkers.

Pilkers

Tijdens de terugreis kocht ik bij Bas Hengelsport op Colijnsplaat een nieuwe paravaan ter aanvulling, want ik wil er altijd minstens drie aan boord hebben. Bas Hengel­ sport is een doorgewinterde zeebaarsvisser, getuige diverse foto’s aan de muren van zijn zaak. En ook zijn zoontje, een jongen van een jaar of twaalf, was kennelijk al in de voetsporen van zijn vader getreden. Op een der foto’s torste hij breed lachend een zeebaars van zeker zestig centimeter, een wonderschone vis van glanzend zilver, met ogen van zwarte gelei en de bekende meesmuilende bek, waarmee de meeste gevangen vissen uiting geven aan hun verloren strijd.
Ik vertelde Bas van mijn zeebaarsavontuur op de Solent.
“Zeebaars vang je niet met een paravaan,” was zijn antwoord kortaf.
“Het scheelde anders niet veel…”
Hij haalde zijn schouders op.
En dat er tussen mijn vangsten af en toe ook weleens een zeebaars zat, eenmaal zelfs twee tegelijk, hield ik voor me.
“Zeebaarzen vang je alleen met een stevige boothengel en een pilker,” legde hij uit.
Ik bekende dat ik het woord ‘pilker’ niet kende.
“Hier… dit zijn pilkers…”
Hij liep naar een wand geheel behangen met in doosjes verpakt kunstaas, haakte er een los en nam er een metalen visje uit, met in de kop een ring en als staart een dregje.
“Die beweeg je bij de bodem op en neer, of je trekt hem heen en weer een beetje schuin weg, trollen kan ook wel, als je er maar beweging in houdt.”
“Trollen…”
“Ja, zachtjes slepen. Maar ik pilker liever, hier rond de pijlers van de Zeelandbrug. Soms vang je uren niets en dan pak je er ineens vijftien. Ik noem ze Oosterscheldebaarzen, prachtvissen zijn het. Minstens drie keer per week kan je me daar vinden.”
Ik had ergens gelezen dat men maar twee gevangen zeebaarzen mocht houden, maar toen ik dat noemde knikte Bas met een halve glimlach, zodat ik maar niet verder vroeg. En mijn bezoek aan zijn zaak eindigde niet alleen met de aanschaf van een nieuwe paravaan, maar tevens met de toevoeging aan mijn visgerei van een aantal pilkers, altijd makkelijk als je ergens voor anker ligt.

Diverse paravanen.

Weg! Driemaal

De volgende dag stond er een stevige zuidelijke wind over de Oosterschelde en zeilden we strak van Colijnsplaat naar Bruinisse, waar we door de sluis gingen om de rest van de dag op het Grevelingenmeer door te brengen. En na een magnifieke zeildag gingen we ’s avonds bij Scharendijke voor anker.
Ik verving ’s ochtends de makreelpaternoster aan het eind van de sleeplijn door een van de nieuw gekochte pilkers, om zodoende mijn kansen op een zeebaars te vergroten en zo verspeelde ik, op de terugtocht van Scharendijke naar Bruinisse, achter elkaar drie paravanen, waarvan twee binnen een half uur. Het losgooien van de zeilen en op scherp zetten van de slip had geen enkel effect, aangezien de vissen zich er dwars doorheen sleurden en ik daardoor gedwongen werd de reel volledig op de rem te zetten, om niet al mijn lijn te verliezen en vervolgens de vis.
Maar er was geen houden aan.
Weg!
Driemaal.
Waardoor ik vervolgens geen paravaan meer aan boord
had. Het soort dat ik gebruikte kostte dertien euro, maar daar ging het niet om. Als je een vis aan de haak hebt, vang hem dan ook en besluit vervolgens of je hem met een zeker respect in een visgerecht bereidt, jager en prooi, zo oud als de wereld; of laat hem weer los met een kus op zijn kop, rechtschapen sportvisser, maar verspeel hem niet door stommiteit of een ondeugdelijke manier van vissen, waardoor de vis half beschadigd weer in Gods wateren verdwijnt en jijzelf bekropen wordt door een akelig schuldgevoel: wat zijn de overlevingskansen nog van een zeebaars met in zijn bek een paravaan van drie ons en dertig meter lijn?

In de vorm van een schoen

Maar uiteindelijk, op de Dr. Lelykade in Scheveningen, bijna thuis, sprak Jan de Ridder, eigenaar van hengelsport­ zaak Albatros aldaar, vanaf de kruk achter zijn kassa, het verlossende woord.
“Met een paravaan slepend op zeebaars, of zeeforel, of barbeel? Geen enkel probleem. Heb je een stevige boothengel?”
Die vraag kon ik bevestigend beantwoorden.
Mijn boothengel is een Shakespeare, een van de beste merken op de markt. Ik ben bijna veertig jaar leraar Engels geweest en weet dus waarover ik het heb.
Jan de Ridder schoof nu van zijn kruk af, liep zijn zaak in en kwam even later terug met een rechthoekige doos waarin een nogal zware paravaan zat in de vorm van een schoen, 350 gram. Hij keerde de doos om en toonde me een tekening op de onderkant van de verpakking.
“Hier kan je zien hoe het gaat.” En ik bestudeerde de tekening:

  • De paravaan is op diepte afgesteld en via de reel uitgevierd en vastgezet.
  • De lijn van de boothengel is aan de paravaanlijn bevestigd met een wartel.
  • Aan het eind van de sleeplijn zwemt een kunstaasvisje dartel en mooi op snelheid mee.
  • Bij een vis die met een gefixeerde reel niet valt binnen te draaien, neemt men de boothengel uit zijn standaard om de vis, met rust en beleid naar het schepnet te manoeuvreren.Ik kocht twee gewone paravanen en het grote exemplaar in de schoenendoos, vanwege de vernuftige handleiding.
    Jammer genoeg voeren we de volgende dag door de pieren van IJmuiden het Noordzeekanaal op richting Hoorn, de vaste ligplaats van Argos.
    Einde vakantie.
    En opnieuw naar zee gaan zat er niet meer in.
    Maar wat nu nog theorie is wordt het volgend seizoen
    glorieus in praktijk gebracht, om te beginnen op het zeebaars­ rijke Grevelingenmeer, tussen Bruinisse en Scharendijke.

Vijf ‘schoongemaakte’ makrelen.

Omslagfoto en foto’s: Lodewijk Wiener
Tekst: Lodewijk Wiener

Tags: Last modified: 1 augustus 2023
Sluiten