Nieuws

Vleugelwerking

Hoe werkt dit deel van de zeiltheorie?

11:11

Vanuit zijn vak is docent dynamica Geert Folkertsma van nature nieuwsgierig naar de werking van zeilen, appendages en zeilboten in het algemeen. In dit artikel belicht hij een onderdeel van de zeiltheorie, zodat je zelf kunt beredeneren hoe je je boot in de praktijk zo goed mogelijk kunt zeilen.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen 01/2019
Tekst: Geert Folkertsma

Voor de wind zeilen kan nog met een hemd aan een stok gebonden: zolang het maar opbolt en wind vangt, gaat het schip wel vooruit. Maar hoe werkt tegen de wind in zeilen, wanneer het zeil zich als vleugel gedraagt?

Vleugel

De vleugel van een vliegtuig staat altijd onder een lichte hoek ten opzichte van de inkomende wind, de zogeheten invalshoek α (soms ook aanstroomhoek genoemd). Hierdoor wordt de aanstromende lucht naar onderen gedwongen, ontstaat boven de vleugel een onderdruk ten opzichte van eronder en wordt de vleugel omhoog geduwd, de liftkracht (figuur 1). Door een vleugelvorm ‘vloeit’ de lucht mooi langs de vleugel, is er weinig wrijving (Engels: drag) en is de lift/drag-verhouding gunstig.

Zeil

Bij het hoog-aan-de-wind zeilen werkt het zeil als een vleugel: een goed getrimd zeil vormt een halve vleugelvorm (figuur 2).
De langsstromende lucht wordt afgebogen naar achteren en er ontstaan lift en drag, die samen op de boot werken als een voortstuwende en zijwaartse kracht. Door de kiel wordt de zijwaartse kracht tegengewerkt, zodat de boot naar voren gaat. Wie de figuren van hoog-aan-de-wind (figuur 2) en halve wind (figuur 3) bestudeert, ziet dat de krachten op het zeil in beide situaties vrijwel identiek zijn. Het verschil is dat de lift bij halve wind grotendeels naar voren staat gericht: meer voortstuwing, minder zijwaartse kracht.
Dit verklaart ook direct het op het eerste gezicht vreemde gedrag dat een zeilboot aan de wind veel meer helling maakt dan halve wind: het wordt niet ‘plat geblazen’ door wind van de zijkant, maar plat getrokken door de liftkracht!

Liftvergelijking

De lift op een vleugel of zeil wordt berekend met de liftvergelijking: L = ½ · ρ · CL · A · V² met ρ de dichtheid van de lucht, CL de liftcoëfficiënt (afhankelijk van de vorm en hoek van het zeil), A de oppervlakte van het zeil en v de schijnbare windsnelheid. De meeste termen spreken voor zich: meer zeil, meer wind, betere vleugelvorm geeft allemaal meer kracht. De dichtheid is interessant: koude, droge lucht is zwaarder dan warme, vochtige lucht. Dezelfde windkracht kan dus in de winter een grotere liftkracht in de zeilen opwekken dan in de zomer!

1. De werking van een vleugel: de luchtstroom wordt afgebogen naar onderen, er ontstaat onder een hogere druk dan boven en de vleugel wordt omhoog geduwd—de liftkracht. De vleugel ondervindt ook wrijving: de naar achteren gerichte drag

2. De werking van de zeilen verschilt niet zoveel van een vleugel: samen buigen voorzeil en grootzeil de wind naar achteren af, waardoor een (deels) naar voren gerichte liftkracht ontstaat. De drag wijst (grotendeels) naar achteren, maar netto is er voortstuwing.

3. Bij halve wind genereert het zeil bijna dezelfde krachten, maar de hoek ten opzichte van de boot is veel gunstiger: de grote liftkracht is vrijwel recht naar voren gericht, met veel voortstuwing tot gevolg.

Illustraties: Geert Folkertsma
Tekst: Geert Folkertsma

Last modified: 2 januari 2024
Sluiten