Zeemanschap

Hard en hoog, alstublieft!

Aan de wind naar huis

16:56

Wedstrijdzeilers smullen van het tactisch spel tijdens een mooi kruisrak. Toerzeilers daarentegen gruwen van een lang stuk tegen weer en wind; een boot onder helling in flinke zeegang is niet altijd comfortabel. Hoe houd je zeilen aan de wind voor langere tijd toch vol?

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 05/2020
Tekst: Peter Schermer

Onder alle omstandigheden kunnen zeilen geeft vrijheid. Door minder afhankelijk te zijn van de windrichting ontstaan er
meer mogelijkheden om, binnen een bepaald tijdsbestek, nieuwe kusten te verkennen. En niet onaardig: veilig terug te keren naar je thuishaven.
De laatste keer dat ik het tijdens een kruisrak niet meer zag zitten, was in de zomer van 2018. Ik was onderweg van het Zweedse Marstrand naar de noordpunt van Denemarken. Het plan was om in de laatste week van de zomervakantie in een stuk terug naar Nederland te zeilen, dus om Denemarken heen. Maar de omstandig­ heden waren verre van ideaal: de wind was west zes en door langdurige westenwind was een stroming ontstaan richting het Kattegat. Kortom, ik had stroom én wind tegen. Toch wist ik: mijn boot is relatief smal, heeft een diepe, zware kiel en kan tegen een stootje. Het zou moeten kunnen. Helaas maakte ik een grote fout: ik vertrok met twee reven en een deels opgerolde rolreefgenua. Op lagerwal, in flinke zee­ gang, maakte de boot te veel helling. Om nog enigszins gecontroleerd te kunnen sturen rolde ik de genua nog verder. Als gevolg hiervan verloor de genua zijn vorm; hij werd te bol en het zeilpunt kwam te hoog. Pas laat in de avond – ik was Skagen al gepasseerd – ging ik overstag. Waar een normale overstag zorgt voor een haakse hoek in het kielzog, zeilde ik bijna terug naar waar ik vandaan kwam. Moest ik misschien toch terug over de andere boeg? Ik gaf me gewonnen. Doodmoe liep ik rond 00.30 uur de haven van Skagen binnen.

Een deels opgerolde rolreefgenua.

Zeilvoering en zeilplan

Eenmaal thuis liet het me niet los. Ik had wat pech met de sterke stroming. Toch wist ik dat ik een fout had gemaakt. Er had een vlakkere fok op gemoeten. Een high aspect­ fok, of in goed Nederlands: een werkfok. Maar wisselen op zee, in een rolinstallatie, is niet eenvoudig. Beter was geweest het zeil te wisselen voor vertrek uit Zweden. Misschien denk je nu wel: ‘Ik vaar altijd met een high aspectfok,’ of ‘Ik vaar met een voorzeil met leuvers! Nooit problemen.’ Waarom dan een rolreefgenua? Dat komt omdat mijn Victoire 933 een grote voor­ driehoek en een niet erg overtuigd zeilplan heeft. Om snelheid te houden in zeegang voer ik daarom, naast het kleine voorzeil, een genua 2. De grootste voortstuwende kracht zit in het voorzeil, met daarachter dus het kleinere grootzeil. Een voorzeil op leuvers zou een optie zijn, maar dit maakt het niet comfortabeler – niet in de laatste plaats omdat een natte genua niet aan dek kan blijven.
Zo heeft iedere boot een eigen zeilplan. Neem bijvoorbeeld de Winner 9.50. Qua formaat, waterverplaatsing en waterlijn­ lengte is deze boot vergelijkbaar met mijn Victoire 993, maar qua zeilplan kunnen de verschillen niet groter zijn. De Winner heeft een veel langere mast die verder naar voren is geplaatst. Hierdoor voert de Winner doorgaans een high aspectfok en een flink grootzeil waar een groot deel van de voortstuwing uitgehaald wordt.

Beste zeilplan

Wat is het beste zeilplan, dat van mijn Victoire 933 of dat van de vergelijkbare Winner 9.50? Bestaat er iets als ‘het beste zeilplan’? De illustraties hieronder laten zien dat zowel de Winner als de Victoire aan de wind koersstabiel zijn, onder vol tuig en bij zestien knopen ware wind. De keuze voor zeilvoering gaat spelen op het moment dat de wind aanhaalt: beide boten gaan hellen en het grootste zeil geeft voortstuwing. In theorie wordt de Victoire, door zijn grote voorzeil, ten opzichte van zijn lateraal punt naar lij geduwd. De kiel daarachter zet zich als het ware schrap. Dan maakt de boot snelheid.
Maar er gebeurt nog iets. Onder helling verplaatsen de zeilen zich naar lij, ten opzichte van de kiel. Zou je dit van bovenaf bekijken, dan zie je een boot die aan de ene kant wordt voorgetrokken, naar de andere kant draait: een loevende werking. Ofwel, onder helling oefenen de zeilen niet alleen een voortstuwende en lijwerkende kracht uit op de boot, ze veroorzaken ook een loevend moment, een kracht die de boot in de wind wil draaien. De positie van de kiel ten opzichte van het zeilplan bepaalt in grote mate of een boot onder helling koersstabiel blijft. Dat is het spel waar een jachtontwerper mee speelt.

Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Koersstabiliteit

Een Winner is met een andere benadering ontworpen. Koersstabiliteit komt in grotere mate voort uit balans tussen zowel voor­ en grootzeil, ten opzichte van de kiel. Als de boot binnen een bepaalde helling blijft, is de boot goed te sturen.
Vaar je overtuigd? Dan helt de boot meer. Als de boot meer helt, genereren de zeilen een groter loevend moment. De kans bestaat dat de boot dan uit het roer loopt. Door het grootzeil minder trekkracht te laten uitoefenen blijft de boot koersstabiel.
Dit doe je in eerste instantie door het grootzeil vlakker te trimmen en, bij meer wind, door het grootzeil te reven. Deze nieuwe balans zorgt ervoor dat de boot goed te sturen is. Mits je voorzeil niet te groot is: bij een grote genua, zoals op de Victoire, vaar je bij toenemende wind al snel met een grootzeil wat nog nauwelijks bijdraagt. Dan komt het moment dat ook de genua alleen te groot is en te veel helling veroorzaakt, wat oncomfortabel is en tot extra drift leidt. Onder grote helling kan zelfs de genua, ondanks dat hij voorop het schip zit, een te grote loefgierigheid veroorzaken. Dergelijke krachten zijn niet goed voor de genua en zorgen ervoor dat het zeil gereefd of vervangen moet worden door een kleiner voorzeil.
Kortom, een boot met een grote voor­ driehoek en kleiner grootzeil reageert bij een windversnelling hellend en maakt snelheid. Over het algemeen blijft zo’n zeilplan iets langer koersstabiel omdat het ‘overgebleven’ zeiloppervlak ver voor op de boot zit. Het nadeel is dat je bij meer wind zowel voorzeil als grootzeil
moet reven. Een boot met een kleine voordriehoek en een groot grootzeil reageert bij een windversnelling hellend en maakt snelheid, maar zal met meer overgebleven zeil verder achter op het schip iets eerder uit het roer lopen. Voordeel voor de bemanning is wel dat in veel gevallen alleen het grootzeil gereefd hoeft te worden om de boot weer onder controle te krijgen.

Kottertuig

De illustraties laten goed te zien dat ik onderweg naar Denemarken veel beter een high aspectfok op mijn Victoire had kunnen zetten. Hoewel, halverwege de dag zakte de wind in tot negen knopen; in een hobbelige zee met drie beaufort had ik met een high aspectfok de motor moeten aanzetten om vooruitgang te boeken. Nu rolde ik de genua 2 volledig uit en zeilde ik tijdelijk weer op tempo bij een normale hoogte. Later die dag kwam de harde wind terug en moest ik de genua weer te ver oprollen om de hellingshoek te beperken. Een Victoire is niet het enige type boot met dit probleem. Ook andere, veelal oudere, jachten die niet bepaald overtuigd zijn en een behoorlijke waterverplaatsing hebben, kennen dit wisselprobleem met het voorzeil. Soms is de oplossing een kotter­ tuig: dan zorgen een kluiver en een kotter­ fok meestal samen voor een gecontroleerd zeiloppervlak. Het nadeel aan een kluiver is wel dat deze vanaf een knoop of twintig deels opgerold moet worden, omdat een enkele kotterfok een te klein oppervlak heeft om voldoende snelheid tegen golven in te behalen. Gevolg: hoogteverlies.
Een andere (dure) oplossing is het plaatsen van een langere mast. Hierdoor worden high aspectfok en grootzeil dermate groot dat ze bij lichter weer genoeg voortstuwing bieden. Echter, een langere mast betekent ook een hoger zwaartepunt; je gaat dus eerder op een oor. Dat is dan ook de reden dat veel wedstrijdjachten getuigd worden met een lichte carbon mast.

 

Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Fok op wegneembare voorstag

Een aardig alternatief voor het tuigage op mijn Victoire is het toevoegen van een fok op een wegneembare voorstag. Voordeel: het gemak van een rolzeil blijft. Het zeil hoeft niet nat naar binnen en op ruimwindse koersen kun je het formaat eenvoudig aanpassen. Bovendien biedt een kleiner voorzeil op een wegneembaar stag vlak achter de rolinstallatie meer mogelijk­ heden om het juiste voorzeil te voeren op een aandewindse koers. Nadeel: er moet een extra aangrijpingspunt op het dek gemaakt worden voor de bevestiging van een snelspanner met roestvaststaal of dyneema voorstag. In de mast zal zo’n halve meter onder het voorstag een extra kam (nose) bevestigd moeten worden om stag en val aan vast te maken. Laat je het stag lager aangrijpen? Dan heb je bak­ stagen nodig om voldoende spanning op het voorstag te zetten. Met dit stag kun je eenvoudig wisselen tussen genua en fok. Let er wel op dat de opgerolde genua in zeegang niet gaat slaan. Immers, bij het doorspannen van het wegneembare stag ontspant de rolinstallatie iets. Als dit gebeurt, kun je het best de loefschoot van de opgerolde genua doorzetten.
De exacte positie van het wegneembare stag aan dek is afhankelijk van de boot, de wensen van de bemanning en in veel gevallen ook de positie van de ankerbak. Overweeg je deze oplossing? Bedenk dan zelf goed hoeveel zeil je wilt voeren. Bij mijn Victoire 933 is het noodzakelijk het stag zo dicht mogelijk achter het originele voorstag te houden. Zo wordt de voor­ driehoek maximaal benut. Zou je de dekputting achter de ankerbak plaatsen,  dan wordt het onderlijk van de fok te kort en is het zeil aan de wind pas bruikbaar bij dertig knopen. De keuze van stagmateriaal hangt af van hoe vaak je het stag wilt kunnen wegnemen. Staaldraad is stug en vergroot de kans op beschadigingen aan de mast. Dyneema met een slijtkous is een goed en licht alternatief, maar gaat iets minder lang mee.

© Bas Swuste

Aard van het beestje

Is eenmaal de zeilvoering uitgekiend, dan ligt een boot neutraal op het roer en blijft de hellingshoek beperkt. Toch spelen meer factoren mee bij het aan de wind zeilen, die ervoor zorgen dat de bemanning het na 24 uur nog steeds ‘leuk’ vindt. Die factoren zijn bepaald door de jachtontwerper, toen hij vormgaf aan scheepslengte, gewicht, romp, diepgang en ballastpercentage. Alle beïnvloeden ze de scheepsbewegingen. Wat ook invloed heeft op het comfort, is het interieur. Niet alles is even leefbaar onder helling. Uitrust­, leun­ en neerlegplekken zijn essentieel om langdurig comfortabel aan de wind te kunnen zeilen. Bij voldoende steun wordt koken en navigeren een ontspannen tijdverdrijf op een lange afstand; kun je ergens tegenaan leunen, dan heb je twee handen vrij. Minstens net zo belangrijk: de kooien en zitplaatsen. Kun je blijven liggen of zitten zonder extra inspanning? De comfortabelste plek in een boot is net achter het midden, laag in de boot; hier zijn de scheepsbewegingen het kleinst. Maar ook in het achterschip kun je op aandewindse koersen prima een dutje doen. Mis je comfort? Denk dan eens aan kooikleden op de kajuitbank, extra hand­ grepen of een stevige rvs­beugel naast het aanrecht. Simpele aanpassingen die een ruim schip in de haven ook prettig maken onder helling.

De breedte van het achter- schip en de kuipdiepte zijn op aandewindse koersen bepalend voor het comfort.

Stuurhulp

Elke (lange)afstandszeiler zweert bij zijn stuurautomaat. Waar op een aandewindse koers veel onderdelen van een boot harder slijten, heeft een stuurautomaat het op een koersstabiele boot aan de wind niet al te zwaar. Tenminste, als de automaat stuurt op de ingestelde windhoek in plaats van een kompaskoers. Zo blijft de bootsnelheid stabiel en wint de automaat direct hoogte als de windrichting het toelaat. Veel elektrische stuurautomaten kun je koppelen aan de windmeetset. Windvanen zijn doorgaans heer en meester op deze koersen, ook bij langdurig gebruik. Ze nemen geen stroom en zijn niet kwetsbaar voor vocht.

Achter een omgekeerde rugleuning kun je heerlijk slapen, spelen en eten.

Mindset

Maar: wie gaat er nou voor zijn lol een stuk aan de wind zeilen? Immers, reizen met een boot betekent niet alleen vrijheid, maar ook flexibiliteit: als het niet vandaag lukt, dan gaan we morgen. Dat is helemaal waar. Dat hoort bij toerzeilen.
Toch is het geen straf wanneer je – goed voorbereid en met een mooi in balans zeilende boot – de zee oversteekt, terwijl je de boot haar werk laat doen. Zoek een plekje onder de buiskap of in een kooi en geniet van een boot die doet waarvoor ze gemaakt is. Als dat lukt, dan houdt de bemanning het net zolang vol als het schip. Natuurlijk is aan de wind zeilen soms afzien, maar het levert vaak ook iets moois op. Bijvoorbeeld dat je vanaf Noorwegen wél op Vlieland uitkomt, in plaats van op Nordeney. Behalve als je de week erna niet hoeft te werken. Dan wacht je gewoon nog even tot de wind draait.

En golven, die ondergaan we. Blijmoedig of met de pest in ons lijf, maar vaak onbewust van hun rol in ons spel met de elementen. Zo doen we onszelf tekort. Wil je weten waarom dat zo is? Dat lees je in Zeilen editie 02/2023!

Tekst en illustraties: Peter Schermer
Met dank aan Ronne Aarts Bron Het jacht naar uw keuze van Dick Koopmans Sr.

Tags: Last modified: 9 februari 2023
Sluiten