Rothéneuf, Krabbenkreek, Southwold, Wurster Watt en Sark: ze hebben gemeen dat het prachtige getijdenbestemmingen zijn. Vijf zeilers, onder wie collega’s, hebben de eerdergenoemde plekken aangedaan. Hoe raakten zij hier verzeild? En wat is hun ervaring?
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen 07/2022
Rothéneuf, Frankrijk
“We zijn gelokt door Secret anchorages of Brittany, een gids die rept over een ‘mouth-watering, glorious hideaway that only (few) yachts will experience’. De baai van Rothéneuf, om de hoek van Saint-Malo, daar willen we heen.
We wachten op springtij, om genoeg verval te hebben, en vertrekken dan uit de baai van Saint-Jacut. Het plan is om met stroom mee vlak langs de spectaculaire rotskust en de imposante forten te varen. Voor Saint-Malo hebben we het zo berekend dat de stroom meedraait als we een haakse bocht maken en een ondiepte passeren. Als het rekenwerk klopt, kunnen we dan anderhalf uur later Rothéneuf in.
Meestal doen we zoiets vóór hoog water, maar dat komt voor deze tocht niet uit. Het blijkt dik mee te vallen. De vele rotsen zijn
intimiderend, maar staan allemaal op de kaart. Het drukke vaargedrag van locals beschouwen we als een aanmoediging. Ondanks het enorme tijverschil is stroom zelden een probleem. Het blijk een prachtplek. Droogvallen gaat hier veel sneller dan we gewend zijn.
Het is springtij en dat betekent een verval van 12 meter. Bij vloed duwen ouders hun kinderen in kleine bootjes de zee op. Bij eb graven enthousiaste Fransen in de bodem op zoek naar spiering. Uiterst Frans. Even later zitten we bovenop de rotsen met uitzicht over zee. Er blijkt een uitstekend restaurant te zitten. Mouth-watering, daar had de gids het ook al over.”
Sylvia Huydecoper en Pascal Maas – Wateraap, Berckemeyer 40
Krabbenkreek, Zeeland
“Droogvallen is niet zo’n probleem, dat doe ik al jaren. Maar tot nu toe altijd op de Waddenzee. Droogvallen in Zeeland is volgens mijn buurman in Hellevoetsluis een ander verhaal. Daar mag niets en moet je binnen de laterale betonning blijven, begreep ik.
Na lang zoeken las ik op een online forum dat droogvallen op de Krabbenkreek, tussen Tholen en Sint Philipsland, wordt gedoogd. De Krabbenkreek als gedoogplaat. In ons logboek staat: ‘Navigeren tussen de regelgeving door.’ Over de navigatie zelf heb ik niets opgeschreven, maar ik weet het nog precies. Het was rond springtij, dus qua hoogte hadden we wat extra variatie in de precieze aankomsttijd. We kwamen aan het eind van de middag op de Krabbenkreek aan, net na hoogwater.
Ik navigeer voor het ankeren niet op de kaart, maar op de dieptemeter. We gingen voor anker met een kleine meter water onder de romp. De wind trok aan tot 20 knopen aan en er stond een korte golfslag. Met het schemeren nam de wind af.
Vanuit onze kajuit kunnen we naar buiten kijken. Vogels en andere dieren hebben ons vanachter het raam niet in de gaten. Bijzonder was dat we in het schemerlicht een hertje zagen. Het dier stapte met laagwater het wad op, liep de geul in en begon die over te zwemmen. Althans, dat denken we, maar het was te donker om het beestje te blijven volgen. Nooit geweten dat een hert kon zwemmen.”
Peter Hoefnagels – Duurzaam jacht Ya, one-off van Dick Koopmans
Southwold, Engeland
Daar liggen we, rechtsonder in beeld. Dat blauwe scheepje met de boeg richting de Noordzee. Prachtig in de monding van de River Blyth, die hier met 2 knopen onder ons door naar zee stroomt.
Het is een droomplek, en voelt als een goed bewaard geheim. De aanloop is spannend want het is ondiep en het kan hier kneiterhard stromen. Je kunt er naar binnen op de tweede helft van de vloed. Bij eb loopt het achtergelegen estuarium leeg en kan er tot wel 6 knopen stroom naar buiten staan. Wel handig dus om je boot goed vast te knopen aan je eigen pittoreske steigertje. De havenmeester staat je graag te woord als je in aantocht bent. Onaangekondigd aankomen is hier geen optie. Het was maar 19 uur varen vanaf IJmuiden in zomerse condities. Koers 270 en dan maar hopen dat we een beetje goed met het getij zouden
uitkomen. Zigzaggend langs windmolens, boortorens en over verdacht rustige shipping lanes. Het laatste stukje steeds hoger aan de wind, maar gelukkig wel met stroom mee langs de Engelse kust. Precies op tijd, want na hoogwater durven we niet meer naar binnen.
Op loopafstand het stadje Southwold waar ze heerlijk bier brouwen. Je loopt er zo heen over het public foothpath door een prachtig weiland. Overal om je heen natuurgebied en oud-Engelse charme. We zouden maar één dagje blijven, maar het zijn er nu al vier…
Ben Rutte – Blauwe Pinquin, Victoire 34
Wurster Watt, Duitsland
“Als we vertrekken uit de Duitse waddenplaats Hooksiel willen we in twee weken tijd zo ver mogelijk naar het oosten, én weer terug in Nederland komen. Mijlen maken dus. Na even wennen aan de flinke stroming op zeearm de Jade weten we na een enkel slagje de kleine geulen tussen de Jade en rivier de Weser te bezeilen.
Met een mooie zuidenwind kunnen we zo volgens planning prima de twee wantijtjes van de Kaiserbalje en de Mittelpriel oversteken. Dan komt echter de Weser zelf in zicht. Vlak voordat we die bereiken, valt de wind helemaal weg en gaat de motor met tegenzin aan.
Aan de overkant van de rivier steekt er opeens toch weer een bries op en hopen we óók het volgende wantij nog te halen. Maar moeder natuur gooit roet in het eten, en na een half uur valt ook deze wind weg. Er rest ons geen ander alternatief dan het
schip vlak voor het wantij bij het Wurster Watt de plaat op te varen.
’s Avonds betrekt de heldere hemel en trekken flinke onweersbuien ten westen langs ons. Met als enige geluid de wind in het want en de donder in de verte kunnen we genieten van dit natuurgeweld, en zien we de schepen op de Weser en de lichten van Bremerhaven verdwijnen achter regengordijnen. Ons eigen natuurtheater.”
Eric van den Bandt – Mosselaar, Hoogaars
Sark, Kanaaleilanden
“Net na de kentering van het tij, vroeg in de ochtend, vertrok ik in mijn eentje uit Alderney. Het was rustig weer. Ondanks dat het tij niet volledig mee stond, kolkte het al flink in de Alderney Race, berucht om de sterke stroming. ’s Middags kwam ik aan in de haven van Guernsey. Daar zou ik mijn vrouw en dochter treffen die met het vliegtuig waren gekomen.
Met zijn drieën zeilden we een paar dagen later door naar Sark. Net voor doodtij vertrokken we, zodat we niet de volle bak stroom mee zouden hebben. We gingen voor anker in de baai La Grêve de la Ville aan de oostkant van het eiland; in de pilot had ik gelezen dat die het meest beschut was. Die nacht konden we de slaap maar moeilijk vatten. De wind was gedraaid en
er stond veel deining. De volgende ochtend voeren we met onze bijboot naar het eiland. We bonden de dinghy stevig tegen de steile rotswand aan. Het verval is hier zo groot dat de zee je bootje zo meeneemt als je dat op het kiezelstrand laat liggen.
Vervolgens hebben we twee nachten in een huisje op de rotsen geslapen.
In de diepte kon ik ons schip zien liggen. Bijzonder detail: op Sark is geen straatverlichting. Het eiland is door de International Dark-Sky Association dan ook uitgeroepen tot het eerste ‘donkere-nacht-eiland’ ter wereld. Ik heb nog nooit zo’n spectaculaire sterrenhemel gezien.”
Mark van den Driest – Ensor, Spirit 32
Omslagfoto: © Ben Rutte
Tags: getijdenbestemmingen Last modified: 23 mei 2024