Net zoals het achteruit inparkeren tijdens het autorijexamen, zouden we het achteruit inparkeren met een zeiljacht ook wel het koningsnummer van de aanlegmanoeuvres kunnen noemen. Het blijft vaak een lastige exercitie die misschien één of twee keer over moet. Maar wanneer het goed is voorbereid en uitgevoerd, is er duidelijk een aantal voordelen aan verbonden.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen 06/2015.
Tekst: Willem Plet
Achteruit inparkeren is niet zo populair in ons kikkerlandje. Vaak verkiezen we een doorgaans gemakkelijkere voorwaartse afmeermanoeuvre boven een afvaart in z’n vooruit. Ook waarderen we onze privacy, in een kuip lekker ver weg van de steiger. Bovendien nodigt een boeg tegen de steiger minder clandestiene activiteiten uit dan een open spiegel. Toch zijn er in sommige gevallen wel voordelen verbonden aan achteruit inparkeren; daarnaast is het in veel chartergebieden absolute noodzaak. Wanneer de zeiltassen en de foerage aan boord moeten voor een langere reis is een kuip dicht bij de steiger wel zo gemakkelijk. Ook als je per ongeluk net iets te hard de box binnenvaart, blijkt een dot gas vooruit vaak een stuk effectiever dan achteruit om je kapitaal van de steiger af te houden. Ook het wegvaren gaat vooruit een stuk gemakkelijker dan achteruit. Kortom, achteruit inparkeren is soms helemaal zo gek nog niet.
Spiegel in de wind
Zoals elke aanmeermanoeuvre begint het met een goede voorbereiding van bemanning, stootwillen en meerlijnen. Voldoende stootwillen op de juiste plek, en indien mogelijk ook één in de hand van een bemanningslid. Een goede schipper zal zo nooit in een situatie belanden waarin hij of zij ‘de perfecte’ manoeuvre überhaupt hoeft uit te voeren. Stootwillen zijn er nu eenmaal voor om enige marge aan te brengen in onze stuurkunst. Stootwillen aan lij dus. Want net als bij een voorwaartse afmeermanoeuvre is het essentieel dat de nadering tegen de wind in gebeurt. Door de windvang van de mast blijft het voorschip dan mooi in lijn met de koers en in tegenstelling tot een bovenwindse nadering kan de manoeuvre zo altijd gemakkelijk worden afgebroken voor een herkansing.
Waar het om draait
Door alle ruimte voor de box te gebruiken om te draaien, verkleinen we het risico dat de boot scheef voor de box komt te liggen. Halen we de draai niet, dan kunnen we het met een dot gas vooruit gemakkelijk nog eens proberen. Hoe minder ruimte er voorhanden is, hoe kleiner de marge. Het kennen van de draai van de eigen boot is dus onontbeerlijk om precies voor de box uit te komen. Een stilliggende boot zal min of meer om de eigen kiel heen draaien, maar met elke beweging voor- of achterwaarts verschuift dit draaipunt ook in die richting. In dit geval zal het draaipunt dus richting de spiegel verschuiven. Vooral wanneer er wat meer wind staat en de manoeuvre lastiger wordt door de windvang van mast en romp, zijn de juiste snelheid en een draai op het juiste moment doorslaggevend voor het succes van de manoeuvre.
Gang is bijna alles
Hoewel we de gouden regel ‘low speed, low damage’ maar al te graag prediken, is het aan te raden bij deze manoeuvre een zekere minimum snelheid aan te houden. Dat de roerganger bij lage snelheden machteloos staat, komt niet louter door de schroefwerking, die achteruit varend bij lage snelheid te veel invloed heeft op de koers en het gebrek aan roerdruk. Zodra de spiegel binnen de box is, steekt het voorschip met daarop de grootste windvanger – de mast – nog uit en kan daardoor gemakkelijk tegen de paal of de boot aan lij worden geblazen. Door iets meer vaart te houden, wordt dit moment zo kort mogelijk gehouden en heeft de roerganger voldoende druk op het roer om halverwege de box nog eens flink naar lij te sturen, zodat de spiegel naar lij en daardoor de boeg naar loef draait. En omdat het draaipunt met wat vaart nog achter de kiel ligt, betekent dit dat de boeg ook echt een zwaai naar de paal aan loef maakt. Zo krijgt de trossengooier op het voordek extra tijd om van dichtbij een meerlijn om de paal te gooien voordat de wind weer vat op het voorschip krijgt.
Herkansing in alle rust
Mocht het niet lukken om bij de eerste poging de lijn om de paal aan loef te gooien, dan is er nog steeds geen nood aan de man. De stootwillen doen aan lij immers hun werk. Om de controle over de boot in deze situatie terug te krijgen, gooien we een lijn vanaf de achterste kikker aan loef om een kikker aan de loefzijde op de steiger. Deze loeflijn trekken we strak tot er grofweg minimaal een meter tussen de spiegel en de steiger overblijft. Op dit moment, met slechts één lijn naar de wal, kunnen we weer volledige controle over de boot terugeisen. Door de boot in z’n vooruit te zetten en het roer recht, creëren we een koppel tussen de schroef en de meerlijn. Doordat de schroef – de kracht – de boot naar voren duwt, maar de meerlijn op een dwarsscheepse afstand tussen schroef en de meerlijn – de arm – de boot tegelijkertijd tegenhoudt, draait de boot in z’n geheel langzaam naar loef. Zo kunnen we rustig het voorschip naar de paal aan loef sturen om de voorlijn eromheen te gooien. Met de lijnen nu allemaal vast aan loef is het een kwestie van in alle rust de lijnen aan lij vastknopen.
En weer los…
Eenmaal achteruit ingeparkeerd en weer klaar voor vertrek knopen we de meerlijnen in omgekeerde volgorde weer los. Eerst de lijnen aan lij dus. Zodra die los zijn, zetten we de motor in zijn vooruit en merken we dat er nu minder spanning op de voorlijn komt door het koppel schroef en achterste meerlijn. Wanneer we deze losgooien, blijft het voorschip ondanks de windvang netjes op z’n plek. Nu is het een kwestie van kort het gas eraf om de achterste meerlijn lost te knopen en dan varen we eenvoudig vooruit de box uit.
Achterom kijken
Voor zeilers die vaak wisselen tussen boten met een stuurwiel en een helmstok is het achteruit zetten van de motor vaak een moment van opperste concentratie. Het is immers even schakelen van de directe overbrenging van de helmstok naar de cirkelbeweging van het stuurwiel – en dan ook nog achteruit. We hebben de neiging om de blik af en toe nog even naar voren te werpen, maar raken dan snel in verwarring met de werking van het stuurwiel. Simpelweg naar de spiegel blijven kijken om te bepalen hoe de rest van de boot ervoor ligt maakt het veel minder verwarrend, maar dat vereist wel wat vertrouwen van de roerganger. Achteruit varend met het draaipunt en de stuurpositie vrijwel boven elkaar lijkt de besturing van een zeiljacht op die van een auto. Let wel op dat je de gashendel in de juiste richting bedient.
Tekeningen: B-Graphic
Tekst: Willem Plet