Zeemanschap

Opgedirkt

Met een clamcleat en een paar boutjes

11:11

We zijn al tien uur onderweg. Het knipperlichtenpark dat Zoef en haar twee opvarenden scheidt van de lage Nederlandse kust wordt steeds feller. Achter ons zakt de zon in de golven. Ik kruip dieper in mijn kraag en leg de bijna lege zak met zure appeltjes weg. De noordenwind trekt aan.

Een half uur geleden heb ik het tuig al zo ver mogelijk doodgetrimd. Alleen de onderlijkstrekker heb ik gelaten voor wat het was. Om Zoef niet te veel power af te pakken om over de golven te beuken. Het is tijd. “Ben. Wakker worden. We moeten een rif zetten.”
Als Ben even later het roer overneemt, klauter ik naar voren. Ben viert de grootschoot iets. Als ik het grootzeil wat laat zakken, duw ik de giek naar lij, achter de daklier. Het aluminium bonkt tegen elkaar. “Moet de kraanlijn niet aan?” vraagt Ben, die heel wat zwaardere rondhouten gewend is. “Nee, hoeft niet. Kun je de grootschoot weer wat aantrekken?”
Ik bedenk me dat de kraanlijn aantrekken inderdaad netter zou zijn, maar dat ding zit zo enorm onhandig met een veel te stugge lijn op een kikker op de mast. En mijn handen zijn al stuk. Bovendien weten we zo zeker die drie meter lange aluminium honkbalknuppel geen moordneigingen krijgt. Of praat ik het nou goed voor mezelf? Of voor mijn co-schipper? Enfin, zo gaat het goed. De halshoek van het eerste rif is zo ingehaakt. Smeerreep spannen op de lier.
“Ik hijs hem weer!” Het grootzeil gaat een meter de lucht in als de giek scherp in aanraking komt met de bovenste rand van de liertrommel. “Auw!” roep ik automatisch. Dat klonk alsof het pijn deed. Stom dat ik er niet aan gedacht heb om hem erlangs te begeleiden.
“Gaat het goed?” Ik geef het grootzeil een laatste tandje met de lier en ga weer zitten in de kuip. “Niets aan de hand. Lier met hoofdpijn.” Zoef zeilt vrolijk door en geniet van de verlichting in haar tuig. Bijna thuis.

De kraanlijn (effen) keert via een los blok. © Peter Schermer

Je eigen giek ophouden

De eenvoudigste methode om de kraanlijn beschikbaar te maken in de kuip is het toevoegen van een keerblok en een klem op het kajuitdak. Je kunt het probleem ook omzeilen door een rodkicker of een soortgelijke ophouder te gebruiken. Maar dat is voor Zoef een beetje veel van het goede. Een fatsoenlijke ophouder neemt bovendien aardig wat ruimte in en kost ook nog ’t een en ander. Op sommige boten zie je ook een lusje in het hekstag om de giek aan vast te haken in de haven. Onder zeil niet altijd even handig, want je wil wel door kunnen blijven varen en het hekstag is nu eenmaal niet bedoeld om zijwaarts aan te trekken.
Een oplossing voor het probleem dient zich aan in een Duitse haven. Daar treffen we een 25-voets Dehler met eind jaren ’80 crème-kleur, die zo te zien al een tijdje voor zich uitstaart. Een clamcleat op het hekstag trekt de aandacht. Waar zou die voor zijn? Een tamelijk groene lijn verdwijnt langs het hekstag naar boven en maakt in top, via een blokje, rechtsomkeert naar beneden. Om uit te komen op het einde van de giek. Een eenvoudige kraanlijn, altijd bij de hand voor de stuurman en te bevestigen met minimale aanpassing. Een dunne polyester lijn is voor onze Zoef ruim voldoende; het blokje hangt al in top. Was Zoef een wedstrijdboot, dan zou het een ander verhaal zijn. Meer lijntjes in de lucht is meer weerstand, is minder snelheid. Maar Zoef is een toerboot waarbij ietsjes meer of minder weerstand niet veel uitmaakt. De huidige kraanlijn loopt overigens ook gewoon buiten de mast. Met een clamcleat en een paar boutjes hebben we Zoef in een mum van tijd opgedirkt.

Omslagfoto: © Klaas Wiersma

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 05/2018

 

Tags: Last modified: 28 september 2023
Sluiten