We zijn zeilers, geen motorbootvaarders. Die motor heeft maar een bijrol, maar we verwachten wél dat hij op elk gewenst moment in actie komt. Zorg dus goed voor die trouwe brompot diep onder in de boot. Een beetje begrip en aandacht is goed in elke relatie, dat geldt ook voor die met de motor.
Een motor in een zeiljacht heeft een zwaar leven. Zijn baasje heeft vaak weinig interesse in z’n wel en wee en de motorkist is voor veel zeilers letterlijk een black box. Wie voelt zich niet onwillekeurig opgelucht als ‘hij het doet’, dat onbegrijpelijke ding dat je opeens in de steek kan laten? Onbekend maakt onbemind. Zeilers en motoren hebben dus een moeizame relatie. Toch is een hoop narigheid te voorkomen door een beetje voeling met de motor te houden en regelmatig even aandacht te besteden aan zijn werkomstandigheden. En daarvoor hoeft u echt geen dieseltechnicus te worden. Begin eens om regelmatig dat motordeksel op te tillen. Kijk naar de motor, zowel stilstaand als draaiend. Let op kleine veranderingen, bijvoorbeeld lekkage van olie of brandstof die er eerst niet was, een loshangende elektradraad, een V-snaar die slapper is geworden, schavielplekken op een slang of een laagje koelwater onder de motor.
Een beetje begrip
Het principe van de dieselmotor, uitgevonden in 1892 door Rudolf Diesel, is even simpel als fascinerend. Deze zelfontbrandende motor heeft, eenmaal gestart, alleen maar brandstof en lucht nodig om te kunnen functioneren. Het principe is, eenvoudig verwoord, als volgt: de zuiger perst de lucht in de cilinder samen tot wel zo’n vijftig keer de luchtdruk (40 à 50 Bar). Daardoor ontstaat veel hitte (tot wel 600°C), waarin de brandstof bij inspuiting door de verstuiver spontaan ontbrandt. De explosie duwt de zuiger terug en die beweging drijft de krukas aan. De hoge druk tijdens het samenpersen (de compressie) vraagt om een veel zwaardere constructie dan die van een benzinemotor. Vroeger waren scheepsdiesels dan ook groot en zwaar, maar de automobielindustrie heeft de compacte, lichte diesels voortgebracht, die tegenwoordig in jachten gemeengoed zijn geworden. Lees eens een eenvoudig boek over kleine scheepsdiesels of, gezelliger: doe een dieselcursusdag bij een watersportvereniging, een vaarschool of via de ANWB. Eenvoudige klusjes als een filter of een snaar vervangen, olie verversen en winterklaar maken kunt u dan zelf, maar het hoeft niet. Het blijft een prima optie om het jaarlijkse onderhoud aan een vakman uit te besteden. De winst van een eenvoudige dieselcursus is dan toch nog het opgedane inzicht, wat de communicatie met een vakman aanzienlijk vergemakkelijkt. Blijft over de dagelijkse zorg.
Wat heeft die brompot nodig?
Dat de motor brandstof nodig heeft, spreekt vanzelf. Een harde werker moet ook koel worden gehouden. En dat draaiende delen smering nodig hebben, weten we ook. De dagelijkse zorg voor uw vriend moet dus zijn gericht op de brandstofvoorziening, de koeling en het oliepeil. Als een eenmaal draaiende dieselmotor er opeens mee stopt, ligt de oorzaak meestal in de brandstofvoorziening. Dat klinkt simpel, maar de oorzaak van brandstofgebrek kan heel divers zijn: een lekje in het systeem, waardoor lucht aangezogen wordt, een verstopte ontluchting van de brandstoftank, waardoor die vacuüm zuigt, een verstopt filter. Of heel simpel: een lege tank! Maak een routine van oliepeilen en vul indien nodig tijdig olie bij. Bezuinig ook niet op de kwaliteit van de olie, want goedkoop kan op de langere termijn duurkoop worden. Laat de motor even stationair warmdraaien alvorens hem te belasten. U moet zelf na het wakker worden toch ook even op gang komen? En zet hem na gedane arbeid niet meteen af, maar laat hem ter afkoeling nog eventjes onbelast uitpuffen. Bij een diesel is, anders dan bij de benzinemotor, elektriciteit alleen maar nodig om de motor te starten. Dat doet de startmotor, een stevige elektromotor die de motor via het vliegwiel ‘aanslingert’. (Bij de kleinste motoren kan dat ook handmatig.) Er lopen dikke stroomkabels naar de startmotor en daar gaat bij het starten een flinke hoeveelheid stroom door. Voel bij uw routinekijkje onder het motorluik ook eens of de bouten waarmee die kabels op de startmotor zijn gemonteerd, nog wel goed vast zitten. Doe dat ook bij de bedrading van de dynamo. Losgetrilde elektrische verbindingen veroorzaken storingen en gaan vonken. Dat laatste geeft in de motorruimte brandgevaar.
Brandschone brandstof
Diesel moet voor een goede verbranding zeer fijn worden verneveld. Dat gebeurt door de verstuiver, maar die kan dat alleen met brandschone brandstof. Tussen de tank en de verstuiver wordt de brandstof zorgvuldig gefilterd. Op de motor zelf zit een brandstoffilter (fijnfilter) en als het goed is daarvóór nog een voorfilter, ofwel groffilter (meestal gecombineerd met een waterafscheider). Helaas, ook een groffilter kan een keer verstopt raken, bijvoorbeeld na het tanken van vervuilde brandstof of door bacteriegroei in de tank. Je kunt dat niet zien aankomen, want het filterhuis van het groffilter is ondoorzichtig. En verwisselen van een filterpatroon is voor ongeoefende handen best even een lastig karweitje, zeker als dat onderweg moet gebeuren. Het ei van Columbus is mij jaren geleden al door een goede vriend aangeraden: een eenvoudig in-line filtertje van doorzichtig plastic met een papieren filterelementje, ook wel bromfietsfiltertje genoemd. Ze worden ook gebruikt voor buitenboordmotoren en kosten misschien 2 euro. Ik heb er altijd zo’n vijf van aan boord. Vlak na de tank, op een goed zichtbare en bereikbare plaats, heb ik in de brandstofleiding een bromfietsfiltertje geplaatst met twee slangenklemmetjes. Als het filtertje snel zwart wordt, weet ik dat ik vuile brandstof heb en kan ik het met een simpele schroevendraaier in twee minuten verwisselen, zelfs onderweg.
Zelf meten is weten
Natuurlijk kijkt u voor vertrek altijd of u nog genoeg brandstof hebt. De KNRM constateert wel dat ‘motorpech’ nogal eens een lege tank is, maar zoiets overkomt alleen een ander, … toch? Vaar niet blind op de tankmeter. Ik zat ooit eens zonder brandstof terwijl de meter nog halfvol aangaf: los contactje (ahum!). Die meter heb ik er later uit gesloopt. Er gaat niets boven eigen zintuiglijke waarneming. Noteer alle motoruren in het journaal. Dat is de beste manier om onderweg een oog op de brandstofvoorraad te houden en een goede back-up voor de tankmeter. Noteer bij elke tankbeurt de hoeveelheid en bereken en noteer dan ook even het gemiddelde brandstofverbruik. Zo verzamelt u uw eigen ervaringskennis van het brandstofverbruik van uw motor en vallen afwijkingen daarin eerder op. Houd ook een afzonderlijk dagboek bij voor de motor. Noteer daarin wanneer u olie hebt gepeild en of u hebt bijgevuld (en zo ja, hoeveel en na hoeveel draaiuren). Op zo’n manier bouwt u een lange termijn inzicht op in het olieverbruik van de motor. Noteer in het motordagboek verder alle onderhoudsactiviteiten en de vervangingen die daarbij zijn gedaan. Ook is het is nuttig om een lijstje bij te houden van de reserveonderdelen die aan boord zijn, met de plaats waar u die hebt opgeborgen.
Tekst en foto’s: Anje Valk
Tags: motor Last modified: 19 maart 2021