Gadgets

Fotograferen aan boord

23:01

Veel zeilers moeten er niet aan denken om hun dure camera mee aan boord te nemen, laat staan aan dek te halen als het een beetje waait. Toch kan fotograferen op het water spectaculaire en unieke foto’s opleveren. Watersportfotograaf Klaas Wiersma biedt tips om die onvergetelijke foto’s te maken.

Wie wil er niet een stoere herinnering aan die zonnige middag met windkracht vijf op het IJsselmeer? Of een foto van de eigen boot met de boeg in een schuimende golf? Zeilers zijn altijd op zoek naar mooie plekjes aan het water. De een houdt van pittoreske haventjes, de ander geniet van een stinkende vissershaven: beide plaatsen zijn minstens even fotogeniek. En dan is er die zonsondergang die nergens zo mooi is als vanaf het water. Reden genoeg om de camera vaker mee aan boord te nemen.

Lastig

De risico’s van fotograferen op het water zijn inderdaad groter dan die aan land. Een boot is per definitie een onveilige plaats voor elektrische apparaten, dus ook voor camera’s. Nat worden en vallen of stoten zijn de grootste gevaren.

De duurdere spiegelreflexcamera’s zijn tegenwoordig weather sealed, de naden zijn waterdicht gemaakt. Een zwempartij is nog steeds dodelijk, maar fotograferen in de regen houden ze best een tijdje vol. Is er eenmaal water binnengedrongen, dan is zout water destructiever dan zoet en is snel laten reinigen door een vakman noodzakelijk. Daarnaast is de kans op bewogen – en daardoor onscherpe – foto’s groot. Tijdens het varen is alles natuurlijk blijvend in beweging. Gelukkig is er op het water meestal veel licht door de reflectie van zonlicht op het water, de zeilen en het dek. De camera kiest dan automatisch voor een korte belichting, wat de kans op bewogen foto’s kleiner maakt. Het overdadige licht kan echter ook voor problemen zorgen. Soms is het licht zo fel dat de camera er geen raad mee weet. Het resultaat? Het hoofdonderwerp van de foto verschijnt als een donker silhouet, terwijl de achtergrond wel helder is, of de hele foto is grijs en grauw.

Voor het fotograferen in deze omstandigheden kan het nodig zijn om de automatische instellingen van de camera te overrulen en over te gaan op de handmatige instellingen. Daarom eerst wat meer over de camera en de werking ervan.

Compact of spiegelreflex

Digitale camera’s zijn in te delen in twee groepen: compactcamera’s en spiegelreflexcamera’s. Compactcamera’s zijn handzaam en passen in de zak van een zeiljas. De lens is ingebouwd en de achterkant wordt voor een groot deel in beslag genomen door een scherm waarop het zoekerbeeld is te zien. De meeste compactcamera’s hebben een aantal voorkeurprogramma’s (nachtfotografie, sneeuw, macro) en kunnen ook filmen. Voor actiefotografie zijn deze camera’s minder geschikt; er zit vaak een vertraging tussen het drukken op de ontspanknop en het maken van de daadwerkelijke foto. De instellingen moeten in een digitaal menu op het scherm worden aangepast, iets dat tijd en handigheid vergt.

Een spiegelreflexcamera bestaat uit een body (de camera) en verwisselbare lenzen. Zoals de naam al aangeeft, is in een spiegelreflexcamera een spiegeltje ingebouwd. Hierdoor is het mogelijk om via de zoeker door de lens te kijken. Lenzen zijn uitwisselbaar en de zoeker geeft altijd de uitsnede van de uiteindelijke foto. Tijdens het maken van de foto klapt de spiegel heel kort omhoog, zodat de chip (sensor) kan worden belicht. De body van een spiegelreflexcamera heeft vaak meerdere knoppen en draaiwieltjes, die er op zijn gericht de instellingen snel en intuïtief te veranderen.

De lens

Op een boot is weinig ruimte. Even een stapje achteruit om iedereen erop te krijgen, zit er eigenlijk nooit in. Als fotograaf moet je dus extra creatief zijn en bewust op zoek gaan naar interessante standpunten. Een oplossing kan zijn om gebruik te maken van groothoeklenzen, zodat er meer op de foto komt.

Lenzen (ofwel objectieven) zijn er in alle soorten en maten. De hoeveelheid zoom, ook wel brandpuntafstand genoemd, wordt aangeduid in millimeters. Het ijkpunt is 50 mm, wat overeen komt met het blikveld van het menselijk oog. Alles onder de 50 mm wordt aangeduid als groothoek, alles erboven heet telelens.

Een lens van 20 mm is een groothoeklens en kan een heel breed bereik fotograferen. Onder de 10 mm moet de fotograaf uitkijken dat zijn eigen voeten niet op de foto komen. Een telelens van 200 mm werkt als een verrekijker en haalt onderwerpen dichterbij. Een 400 mm lens vergroot al zo sterk dat het lastig wordt de camera voldoende stil te houden om te voorkomen dat er bewegingsonscherpte ontstaat. Met de meeste lenzen is het mogelijk in en uit te zoomen. Ze hebben bijvoorbeeld een bereik van 70 mm tot 200 mm. Er bestaan zelfs ook lenzen die groothoek en telelens ineen zijn, zoals de recent uitgekomen 18-200 mm lens. Wisselen van objectief is dan niet meer nodig. Juist aan boord is dit natuurlijk handig, omdat er bij het wisselen van de lenzen altijd water of vuil in het inwendige van de camera kan komen.

Sluitertijd en diafragma

Bij veel licht kiest de camera automatisch voor een korte belichting, meldden we al. Dat vraagt om uitleg. Een korte belichting is het gevolg van een korte sluitertijd. Meestal hoort daar een klein diafragma bij. Sluitertijd en diafragma zijn begrippen die al werden gebruikt in 1816, het jaar dat de allereerste foto werd gemaakt. Toen bestond de camera uit een doos met een gat erin. Voor dat gat zat een lens en door de lens kwam korte tijd licht. Dat licht viel op een gevoelige plaat. Nog steeds geldt dat de duur van de belichting en de grootte van het gat bepalend zijn voor het succes van het proces. De duur van de belichting noemen we sluitertijd en de grootte van de opening heet diafragma. In elke camera is tegenwoordig een lichtmeter ingebouwd. Een computer in de camera bepaalt wat de meest geschikte combinatie is van sluitertijd en diafragma.

Help de camera

De camera kan niet ‘zien’ of het onderwerp van de foto bijvoorbeeld zwart of wit is. Vooral bij een situatie met veel licht, zoals op het water, kan de lichtmeting nog weleens een verkeerde waarde doorgeven. Het gevolg: een te lichte of te donkere foto. In zo’n geval heeft de camera hulp nodig.

De computer in de camera probeert te voorkomen dat delen van de foto zo sterk worden belicht dat er alleen maar wit is. De vakterm voor dit effect is uitgebeten wit. Voor de rest van de foto is dat niet altijd voordelig. Mensen die zijn gefotografeerd tegen een witte achtergrond komen veel donkerder in beeld en zijn soms niet eens meer te herkennen. Personen in beeld moeten dan meer licht krijgen, de foto moet worden overbelicht. Dat kan op twee manieren. Door te ‘plussen’ of te ‘minnen’ of door handmatig een bepaalde belichting in te stellen.

Vrijwel elke camera heeft een functie om de belichting te corrigeren. Bij een spiegelreflex kan dit door het duimof vingerwieltje te draaien. Bij een compactcamera kan de belichting via het menu worden aangepast. De stapjes heten stops. Eén stop overbelichten levert vaak al een veel realistischer beeld op. De andere methode is om de camera handmatig in te stellen. Zoom eerst in tot het hoofdonderwerp beeldvullend is. Laat de camera op de automaat (P) staan en onthoudt welke combinatie sluitertijd en diafragma de camera berekent. Zet de camera vervolgens op handmatig (M) en stel sluitertijd en diafragma in. Maak een proeffoto van de gehele scène en controleer op het schermpje hoe het uitpakt. Misschien moet de belichting nog wat worden aangepast. Er is nog een derde alternatief voor een ingewikkelde lichtsituatie. Soms is het nuttig om overdag de flits te gebruiken. Als de achtergrond erg fel is, kan een flits de persoon op de voorgrond net oplichten, zodat vooren achtergrond toch nog goed belicht zijn.

Compositie

Degenen die een goed belichte foto kunnen maken, zijn er nog niet. Een foto wordt pas interessant door wat er op is te zien en hoe de onderwerpen op de foto staan. Het bedenken van een compositie, ofwel de manier waarop beeldelementen in de foto zijn geordend, is net als het onderwerp van de foto een kwestie van smaak. Hoewel ook hierover dikke boeken zijn geschreven. Het blijkt namelijk dat er een aantal wetmatigheden bestaat, dat de ene foto prettiger maakt om naar te kijken dan de andere. Een goede compositie leidt de kijker door de foto, bijvoorbeeld met een bepaald ritme, een balans of een lijn in de onderwerpen. Een paar van die gouden compositieregels zijn eenvoudig toe te passen en zorgen voor een grote verbetering van de foto.

Regel van de derden

Een foto wordt veel spannender als het hoofdonderwerp op eenderde of tweederde van de zijkant van een foto is geplaatst. Dit geldt in het horizontale vlak, in de verticale verdeling. Sommige camera’s hebben hulplijnen in beeld om de snijpunten van de lijnen precies te bepalen. Deze compositieregel staat bekend als de regel van de derden. Dit gaat vooral op voor de plaats van de horizon op de foto. Een foto is minder spannend wanneer de horizon zich in het midden van het beeld bevindt. Een lage of hoge horizon ‘doet’ het wel.

Kijkpatroon

Uit onderzoek is gebleken dat mensen een foto volgens een vast patroon bekijken. In de westerse wereld is dat van links naar rechts, net als bij een boek. Als fotograaf kun je hier rekening mee houden. Bijvoorbeeld door het hoofdonderwerp van de foto aan de linkerkant van de foto te positioneren of door te zoeken naar diagonale lijnen. Het beste werkt een lijn die met de kijkrichting mee, van linksonder naar rechtsboven, de foto ‘in’ loopt. Denk aan een reling of de rand van de kajuit.

Verhaal

In tegenstelling tot een video geeft een foto één moment in de tijd weer. Toch wil de kijker er een verhaal van maken. Hoe meer er is ingevuld, hoe prettiger het is om naar de foto te kijken. Een boot die naar een boei of een haven vaart, is bijvoorbeeld veel interessanter dan een boot op open zee zonder omgevingsfactoren. Kijkt de stuurman achterom, fotografeer dan mee waarnaar hij kijkt. Hoe meer de foto vertelt, hoe interessanter.

Diepte

Een foto houdt de aandacht langer vast als er een suggestie van diepte in zit. Dat effect ontstaat bijvoorbeeld door een object op de voorgrond mee te fotograferen. Dit voorwerp mag best onscherp zijn. Je creëert als het ware een kader. Deze techniek heet dan ook kadreren. De foto van bijvoorbeeld de aanloop van een haven wordt een stuk aantrekkelijker als er iets op de voorgrond staat, zoals de boeg van de boot.

Ideale hoek

Elk onderwerp kan vanuit verschillende hoeken worden gefotografeerd. Vaak heeft een onderwerp een bepaalde hoek die het meest sprekende beeld oplevert. Dieren komen bijvoorbeeld het meest tot hun recht wanneer ze op ooghoogte zijn gefotografeerd. Ook boten hebben een ideale hoek, een standpunt waarbij het vaartuig optimaal in beeld komt. Meestal is dat schuin van voor of schuin van achter. Maak van een passerende boot meerde foto’s en bekijk de foto’s later stuk voor stuk. Eén van de beelden zal verrassend beter ogen dan de rest.

Ongewenste elementen

Een goede foto is als een literaire roman; er gebeurt niets zonder dat het een functie heeft. Op een topfoto spelen alle elementen een rol in het beeldverhaal. Probeer een standpunt of uitsnede te vinden waarbij storende elementen buiten beeld blijven. Fotografeer bijvoorbeeld niet per ongeluk een deel van uw eigen bijboot mee als u een foto van uw boot op die romantische ankerplaats maakt.

Voldoening

Natuurlijk is het lang niet altijd mogelijk om alle compositieregels te volgen. En soms is het verrassende effect van het breken van de regels veel sterker dan het braaf volgen van de gebaande paden. Maar over het algemeen draagt het volgen van de regels bij aan een beter fotografisch beeld.

Fotograferen op het water blijft een lastige discipline. Wie vanaf een boot fotografeert, kan niet even om zijn onderwerp heen lopen voor de ideale beeldhoek. Interessante fotomomenten zijn kort, de situatie op het water verandert continu. En in de korte tijd die u hebt, moet u als fotograaf de belichting bepalen, een compositie kiezen, focussen en op exact het juiste moment afdrukken. Voorwaar geen sinecure. Maar als de foto is gelukt en u bent tevreden over het resultaat dan geeft dat veel voldoening.

Last modified: 6 mei 2021
Sluiten