(Passage uit Henks online dagboek:)
“Ik doe de jas aan, muts op en dunne handschoenen aan en kruip naar buiten om voor slapen te gaan nog even de pisemmer te legen. Dat doe ik nu de hele winter al in een oneindig lijkende spleet in het ijs zo’n honderd meter van de boot, achter de daar liggende wrakken. Op het moment dat ik ongeveer twintig meter van de boot ben denk ik iets te horen, maar zie niets en wil net weer verder lopen, of ik voel een paar ogen naar mij kijken. Ik draai me een kwart slag. In dat ogenblik staat daar de grijze schim van een ijsbeer, misschien vijftig meter bij me vandaan, aan de andere kant van de Campina. Ik weet hoe snel een ijsbeer kan zijn. Mijn hart klopt zo snel als wil het mijn lichaam uit. Op hetzelfde moment ben ik al weer onder de tent en net zo snel schiet ik naar binnen en vergrendel het luik.”
“De emmer ligt omgevallen in de sneeuw. Ik voel mij in de buik van mijn scheepje veilig. Door de ramen zie ik niets maar misschien gaat de beer rondlopen. Ik doe het licht binnen uit en luister. Mijn hart klopt als een gek en het zweet breekt me uit. Ik denk ‘straks vernielt hij de kuiptent’. Niet veel later heb ik het koud en voel mijn hartslag weer normaal worden. Af en toe doe ik het luik op een kier om iets te horen maar ik hoor verder niets anders dan het geluid wat het ijs om de doodstille boot maakt. Ik pak de camera en denk dat ik misschien onder de tent durf te gaan zitten om door de kier te kijken. Ik neem het zoeklicht mee. Naast mij ligt een ijsbijl. Het seinpistool met de lichtkogels leg ik binnen handbereik.”
“Dan kruip ik het luik uit en schijn door de kier. Daar staat de beer met z’n neus omhoog. Het is alles of niets. Het zoeklicht wring ik tussen de kier door, ik zet het knopje op aan en flits in het wilde weg naar de richting waarin ik de beer zie en duik onmiddellijk weer naar binnen. Ik wacht een uur en kruip dan de tent uit, maar blijf aan boord. Ik weet dat beren uren op hun prooi kunnen wachten. Ik schijn met het zoeklicht over de tent heen. Niets te zien. Niet op de vlakte en niet achter de ijshopen, als de beer tenminste boven die bergjes uit kijkt.”
“Wat er achter ligt weet ik niet en ik waag het absoluut niet om het ijs op te gaan om die beer te zoeken. Als hij mij wil zal hij mij moeten zoeken. Misschien is die beer net zo hard geschrokken van mij als ik van hem en met een noodvaart teruggelopen naar zijn familie om te vertellen van een groene boot en een vreemd figuur. Ik vergrendel het luik met een balk voor de nacht, maar wordt regelmatig wakker. De volgende dag heb ik eerst goed rond gekeken voordat ik van boord ging.”
“De beer is bij het vliegveld gesignaleerd. Er werden zondag 2 tenten op het ijs gezet, ongeveer 1 kilometer uit de haven (in mijn achtertuin). Ze worden bemand en tussen de tenten, een kilometer uit elkaar, rijdt regelmatig een visichot (rupsvoertuig). Er wordt berenwacht gehouden. Vandaag, maandag, werd alles weer opgeruimd, de beren zijn weer verder dan 25 kilometer van Tiksi verwijderd. ‘Je hebt geluk gehad’, zeggen de Russen, ze lachten. Het is sporadisch dat een beer zo dicht bij Tiksi komt. Het wil misschien zeggen dat we een vroege zomer krijgen. Die beer komt niet terug, die is de delta in gejaagd. Het delta gebied van de Lena is een natuur reservaat van het WWF.”
Kijk voor Henks complete online dagboek op http://www.henkdevelde.nl
Last modified: 7 september 2006