Ik blaas wolkjes vanonder mijn warme dekbed. De tropenzon lijkt verder weg dan ooit. Een herfstig decor omringt ons als de zon langzaam opkomt en de mistbanken van de ankerplaats voorzichtig beschijnt. Het is half mei en voor het eerst in bijna twee jaar zit de winter ons op de hielen. We zijn in Opua op het Noordereiland van Nieuw-Zeeland. Na een verblijf van zes maanden in dit zeilersparadijs wordt het tijd om verder te gaan. Weg van de kou en terug naar het warme noorden. Maar het weer is instabiel. Lagedrukgebieden komen vanuit de tropen afzakken en geven noordelijke wind. Een hogedrukgebied ten oosten van Nieuw-Zeeland gijzelt onze vertrekplannen al weken.
Zes maanden eerder
We zijn op weg van Tonga naar Nieuw-Zeeland. Het is spannend. We verlaten de tropen en komen in de gematigde zones, waar het weer veel minder voorspelbaar is. Ik zit verkleumd in de kuip en staar door de mist. Het is half november en hoe zuidelijker we komen, hoe kouder we het hebben. We hebben de duizend mijl lange oversteek in recordtijd overbrugd. Maar de laatste twintig mijlen zijn zwaar. Alles is zout, onszelf incluis. De wind laat het afweten. De deining komt van alle kanten en ik verlang naar een rustige nacht onder een warm dekbed. Ik schrik me rot als ik plots een grote schim zie. Uit de mist komt langzaam een gigantisch oorlogsschip tevoorschijn. Moeten we nu bang zijn? Ik voel me de kapitein van de U-boot uit Das Boot als ik met onwelriekende oksels en een baard van acht dagen door mijn verrekijker sta te turen om in te schatten welk gevaar ons bedreigt. De oorlogsbodem vaart langzaam op ons af en maakt dan een grote cirkel om ons heen. Ik roep hem op en hij vertelt dat ze aan boord komen voor controle. Even later ligt er een dikke speedboot langszij die drie man aan boord zet. Aardige gasten van de douane, met helmen op en echte pistolen. “Geen wapens aan boord? Geen dieren?” “Nee meneer!” “En jullie hebben geen snode plannen?” “Nee meneer!” “Nou da’s mooi. Welkom in Nieuw-Zeeland! Mijn opa komt overigens ook uit Holland.” Ze maken nog wat foto’s van ons logboek en dan zijn ze weer vertrokken. Met hun 400 pk rib worden ze binnen tien seconden weer omhoog gehesen aan boord van hun moederschip, dat de hele tijd op honderd meter van ons vaart en elke minuut luid de misthoorn laat klinken. Best een indrukwekkend welkom, denk ik, als we een paar minuten later weer eenzaam in de mist dobberen.
Groots welkom
Als Michelin-mannetjes zitten we in de kuip, weggedoken achter de buiskap onze eindeloze wachten af te tellen. Ik kijk op de kaart. We moeten er nu echt bijna zijn. Maar door de dikke mist komt het land niet in zicht, ook al zijn we een !ink stuk de Bay of Islands ingevaren. Op exact dezelfde plek waar Kapitein Cook in 1769 voor het eerst ankerde, breekt de zon door en krijgen we een mooie blik op deze prachtige baai. Een gebied van zo’n tien bij tien mijl vol beschutte eilandjes, ontelbare ankerplekken en prachtig vlak water. We klaren in in Opua, zo’n zeven mijl verder landinwaarts. Het is de meest noordelijke inklaarhaven van het land. Na twintig minuten zijn we gecontroleerd en ingeklaard en klaar om onze voorlopige thuisbasis te verkennen. We krijgen een mooi welkomstpakket van de douane: een warme handdruk en zelfs een !esje rum. “Welcome in New Zealand!” We vallen met onze neus midden in een groot welkomstfeest voor zeilers van overzee. De hele week wordt er in de haven van Opua van alles georganiseerd door de lokale middenstand, die de jaarlijks terugkerende meute zeilers hartelijk omarmt. Er wordt hier in Opua goed aan de zeilers verdiend en de faciliteiten zijn uitstekend: betaalbaar vakmanschap op elk gebied, een grote jachthaven, een prima werf en een zeer actieve jachtclub. Dat alles in een prachtige natuurlijke, zij het wat afgelegen, omgeving met een uiterst vriendelijke, dorpse sfeer. Het is niet verwonderlijk dat veel boten hier na het inklaren niet meer weggaan. Op een mooie ankerplek vlakbij de marina genieten we een paar dagen van de festiviteiten, het sociale leven, onbeperkt zoet water en de prachtige omgeving. In Pahia, het dichtstbijzijnde stadje, kopen we een thermometer die we in de kajuit ophangen. Onze hypothese dat het hier ‘s nachts vriest, moet worden getoetst. Als ik ‘s nachts uit bed kruip en al wolkjes blazend de temperatuur a!ees, schrik ik. Wat voelt als vorst is in werkelijkheid twaalf graden Celsius. Van wereldzeilen word je een watje, denk ik als ik weer lekker onder mijn donzen deken kruip. Na bijna twee jaar in de tropen zijn we niets meer gewend.
Klussen
Als de boot is ontzilt en de bemanning uitgerust, is het tijd om plannen te maken. Achter in ons logboek staat een gigantische lijst ‘klussen voor Nieuw-Zeeland’. Langs de kust van het Noordereiland zijn er twee plekken die in aanmerking komen: Opua en Whangarei, een veel grotere stad ongeveer 130 mijl zuidwaarts. Whangarei is het commerciële centrum van het noordelijke deel van het land. Op vrijwel elk gebied vind je hier ambachtslieden, reparateurs, leveranciers, werkplaatsen en importeurs. Bovendien is er concurrentie en zijn er verschillende grote jachtwerven met zeer aantrekkelijke condities. Na een bezoek aan Whangarei zijn we niet onder de indruk van de schoonheid van de stad, maar wel van de faciliteiten en die geven uiteindelijk de doorslag. We willen groot schilderwerk aan romp en dek gaan doen en zoeken een plek waar we ongestoord kunnen rommelen. Niet te veel regels en eisen en een uiterst ontspannen sfeer. We reserveren voor half januari een plekje bij een werf die aan onze wensen voldoet.
Open voordeuren
De maand december vliegt voorbij terwijl we de Bay of Islands verkennen. We varen dagtochtjes naar tientallen verschillende ankerplekken en bezoeken veelvuldig het pittoreske stadje Russel, zo’n vijf mijl van Opua. Dit stadje was ooit de hoofdstad van Nieuw-Zeeland. In de ‘Hellhole of the Paci!c’ viel veel te zuipen, hoeren en sloeren. Toen Darwin hier in 1835 voor anker lag met Beagle was hij echter niet erg gecharmeerd van het goddeloze oord. Tegenwoordig is het een keurig, misschien zelfs slaperig stadje dat drijft op historisch toerisme. Een wandeling door het stadje is een tijdreis naar vervlogen tijden. Alle voordeuren staan open en de onweerstaanbare kneuterigheid van ‘langs het tuinpad van mijn vader’ is ook hier tastbaar aanwezig. Vanaf de terrasjes onder grote oude bomen kijken we uit over de baai waar walvisvaarders en oorlogsschepen ooit af en aan voeren. Veel van de eerste fricties tussen de oorspronkelijke Maori bewoners en de blanke kolonisten speelden zich in deze omgeving af. Je kunt hier wandelen door de natuur en langs historische plekken waar de Maori’s de Engelsen hebben bevochten, maar vooral andersom. De geschiedenis hier is beladen en iedereen doet zijn best uiterst politiek correct te zijn. Toch lees je vooral de westerse variant van de gebeurtenissen. Het kleine museum heeft een replica van Endeavour van kapitein Cook, schaal één op vijf. Lopend want, zeilen en echte blokken, alles doet het. Een ploegje getrainde kabouters zou er zo mee kunnen wegvaren. Al valt er zelfs voor piepkleine zeelieden tegenwoordig nog maar bar weinig nieuw land te ontdekken.
Vakantie
Als eind december de feestdagen in aantocht zijn, merken we overal dat de locals wat zenuwachtig worden. Ze maken zich op voor een invasie. Tijdens de zomervakantie, tussen kerst en nieuwjaar, ligt het gehele land zo’n beetje plat. Veel Nieuw-Zeelanders komen dan naar het warme noorden. Alle campings, hotels en pensions zitten vol en de ankerplekken liggen afgeladen met alles wat drijft. Wij denken dat het wel los zal lopen, de baai is immers groot genoeg. We vinden een prachtig verlaten baaitje om de kerst te vieren met overgevlogen familie en vrienden. Helder water, een prachtig wit strand en een houtvuurtje dat de hele kerstperiode eigenlijk niet uitgaat. We snorkelen met roggen en zien dol!jnen de baai binnen springen, terwijl we visjes op het vuur roosteren. Tot tweede kerstdag hebben we het rijk alleen, daarna wordt ons baaitje overspoeld door vakantiegangers. Een mooi moment om te vertrekken. We lichten ons anker en gaan zuidwaarts. De vakantie is over, we gaan aan het werk.
Hoog en droog
Hoewel de afstand naar Whangarei in een “ink etmaal is te bezeilen, hoppen we in korte dagtochten naar het zuiden. Genoeg ankerbaaitjes om ook hier nog weken te vertoeven. De ingang naar Whangarei is indrukwekkend. De Whangarei Heads steken parmantig de zee in. Rond deze dichtbeboste bergpiek waait de wind onvoorspelbaar en vlagerig. We zijn net te laat voor een gunstig stroomvenster en de ebstroom zwelt snel aan tot vier knopen. Gelukkig is de omgeving prachtig, want met anderhalve knoop snelheid over de grond is het ronden van de Heads een erg langdradige bezigheid. Zodra we de hoek om kunnen, duiken we rechtsaf en verlaten de ergste stroom. We zijn nu in Urquharts bay, een weidse baai omringd door rollende heuvels die zijn gekroond met machtige rotspieken. Hier ankeren we tot de stroom ons weer welgezind is. De ingang van de haven van Whangarei, zo’n vijftien mijl landinwaarts, is ondiep en voor ons alleen met hoog water te bereiken. Als de zon opkomt, pakken we de vloedstroom mee en scharrelen de riviermond op. Een matig windje loopt met ons mee en als we na een paar uur het stadje invaren, lijkt het alsof de oceaan al heel ver weg is. We knopen vast tussen twee palen in het centrum van Whangarei en worden hartelijk verwelkomd door de lokale havenmeester. Twee dagen na onze aankomst ligt Pinquin hoog en droog op de kant en ga ik met een nieuw aangeschafte schuurmachine de gelcoat te lijf. Het onderwaterschip is er een stuk minder erg aan toe dan we dachten, maar we besluiten toch alles opnieuw te schilderen. Drie maanden later zijn we verfexperts, is onze klussenlijst afgewerkt en hebben we Nieuw-Zeeland over land verkend. We varen terug naar de Bay of Islands.
Lang wachten
De herfst in Opua brengt mist, elke ochtend weer. Onder die mistige deken broeit de onrust van de zeilers. Wij liggen al drie weken te wachten en met ons velen. Iedereen wil hier weg, want de winter komt eraan en de tropen lonken. De mist verdwijnt snel als de zon tevoorschijn komt. Als ik de marifoon aanzet, is de onrust oorverdovend. Weerberichten worden besproken en vertrekstrategieën uitgedacht. De mening van dure experts wordt gedeeld en er wordt naar hartelust gediscussieerd. Elke dag hetzelfde. De frustratie druipt van de gesprekken af. Het weer blijft instabiel maar af en toe lijkt er een klein ‘gaatje’ te verschijnen. Dan vertrekken er boten die het gaan proberen. Zo’n ‘gaatje’ gaat gepaard met veel twijfel. Bij iedereen die weg wil ook. “Moeten we het er op wagen? Onze vrienden gaan immers ook.” Als er twee boten de!nitief besluiten te gaan, gaan er een half uur later opeens acht. Niemand is erg blij, maar het lange wachten drijft ze de zee op. Iedereen is als de dood dat hij een goede kans aan zich voorbij laat gaan. De vroege vertrekkers nemen windstiltes voor lief en hopen fronten te ontlopen. De kans op een plotseling uitdiepende depressie is met dit soort instabiel weer namelijk groter. Een boot van tien meter is te langzaam om zoiets te ontwijken en we hebben helemaal geen zin in ellendig weer. Als je lang moet wachten op een goed weervenster wordt het steeds belangrijker om je niets van ongeduldige medezeilers aan te trekken. Dat lukt in de praktijk natuurlijk nooit helemaal. Maar als er weer een groepje boten vertrekt, laten we ons niet verleiden. We volgen ze op de SSB-radio, terwijl we elke dag lange wandelingen maken en genieten van de herfstkleuren in het bos. Na een week van windstiltes zitten deze boten, de dieseltanks bijna leeggevaren, in een frontale zone met zeer zware buien. Ze zijn na een week varen nog maar op de helft. Via de SSB-radio horen we uitgeputte stemmen verhalen over gescheurde zeilen, genuaschoten in schroeven en andere schade.
Afscheid
Met twee truien over elkaar aan roei ik naar de kant en check het weerbericht. Het ziet er naar uit dat er eindelijk een stabiel hogedrukgebied aankomt vanuit het westen. Die draaien hier in het zuiden tegen de klok in en dat betekent dat we stabiel weer en windje mee kunnen verwachten. Onze visa zijn verlopen en we hebben al drie keer ‘voor de laatste keer’ proviand ingeslagen. Nu gaan we echt. Voor het eerst sinds drie weken wachten opent zich een weervenster dat voor minimaal zes dagen zuidenwind belooft. De eerste dagen zal de wind ons in elk geval hard de goede kant op blazen. Als we Nieuw-Zeeland langzaam achter de kim zien verdwijnen, staat er 25 knopen wind en vliegen we over het water. Het heeft ons veel moeite gekost afscheid te nemen van dit land. Als geen ander heeft het ons omarmd en betoverd. Na al dat wachten valt er ondanks de harde wind een last van onze schouders. Als de oceaan ons weer omringt, is er echter geen plek meer voor twijfel.