Actueel

Mijn Colin Archer Memorial Race 2018 – deel 1/2

17:01

Wieke van Oordt deed mee aan de 19e Colin Archer Memorial Race. Een zeilwedstrijd van Lauwersoog naar Larvik. Een Noorse plaats die 365 mijl verwijderd ligt van het dorpje in Groningen. Hieronder lees je deel 1 van Wieke haar verslag. Morgen zal deel 2 van haar verhaal op onze website verschijnen.

We gaan onbekende werelden ontdekken. Zeilen waar nog niemand ooit was. Zo zwaaien honderden ons uit op de dijk bij Lauwersoog. Of we zestiende-eeuwse ontdekkingsreizigers zijn op weg naar de Oost. Maar we gaan niet naar Oost, we doen met zo’n zeventig boten mee aan een race naar Larvik. Wie het eerst in de woonplaats van de beroemde negentiende-eeuwse Noorse schepenontwerper is.
‘Eh, wedstrijdleiding? We zijn vastgelopen. Kan iemand ons misschien even lostrekken?’
‘Wedstrijdleiding! We zijn stuurloos. Ons roer reageert niet. Is de KNRM in de buurt?’
‘We liggen nog in de haven, wedstrijdleiding. Motorpech. Maar we komen nú naar de start.’

(c) Wieke van Oordt.

Spi

Het is druk op het water, op de wal en door de marifoon. Alle categorieën kruisen door het Westgat de zee op. Alsof de boten blij zijn eindelijk bevrijd te zijn uit de haven, waar we voorafgaand aan de wedstrijd, een paar dagen lagen. Ik heb er, al kuierend door het zeildorp, van iedereen dezelfde reactie gehad, als ik ze vertelde op wat voor boot ik opstapte.
‘Dat is een heel stabiele boot.’
‘Je bedoelt langzaam?’
‘Eh, ja.’
They we’re not wrong.
Iedereen spiet voor ons uit en dat bedoel ik letterlijk: met de spi omhoog verdwijnen boot na boot naar het noorden.
‘Heb jij geen spinaker?’ vraag ik de schipper.
‘Jawel, hoor,’ zegt hij. ‘Thuis.’
Maar onze boot houdt van wind en we halen wat anderen in. Ik twijfel over wel of geen zeeziektepleister plakken. Zal ik mijn lichaam tijd geven om dat beroemde inslingeren eens te proberen? Waarom ook niet. Ik kan altijd nog naar de pleisters grijpen. Als de avond valt, verdwijnen twee van ons de kajuit in. We beginnen aan onze wachten.

(c) Wieke van Oordt.

Wachtlopen

Op de kaartentafel ligt een klembord met een kleurrijk schema. Ik zoek mijn kleur op en kijk welke tijd ik vannacht aan dek zit. Het schema hebben we weken, maanden geleden bedacht, ontworpen en doorgesproken, maar het gaat nu pas leven. Het wordt donker, de binnenruimte gaat op standje Hoerenkast en alle lampen switchen op rood. Ik hijs me in mijn laarzen en pak, better safe than sorry.
‘Je bent nogal wat van plan,’ zegt mijn mede-wachtloper. Ik trek mijn sjaal omhoog en laat de wind alleen nog noordwaarts van mijn neus toe. Mijn haar duldt geen muts.
Eerste shippinglane: check.
Eerste windmolenpark: check.
Eerste wacht: check.
Ik wil wel slapen, maar de punt is mij vijandig gezind en ik sprint halverwege mijn rusttijd naar de reling. Eerste keer overgeven: check.

(c) Wieke van Oordt.

Aangeharkt

‘Koers?’
‘Je moet 50 sturen.’
‘Jo.’ Ik knipper mijn ogen wakker.
‘En houd het roerblad op 7. Pas op! Nu stuur je geen 50 meer.’
Ik corrigeer naar bak en weer naar stuurboord. De boot reageert traag en ik wen traag aan hoe haar te besturen.
‘Nu vaar je wel weer 50, maar let op die 7!’
De windmolenparkbeheerder rechts van ons weet niet wat hij meemaakt. Tientallen Nederlandse boten crossen door de nacht langs zijn knipperlichten. Ze gaan toch niet door zijn keurig aangeharkte park? Wat krijgen we nou, zeg!
‘This is guard vessel Furore-G. Change to channel 6.’
Hij breekt zijn tong over de Nederlandse namen. ‘Wiesj folk. Come in, Wiesj folk. Over!’

Warm

De dag is warm, de wind is weg, de zon brandt. Ik heb hoofdpijn en tuur over de zoute vlakte. Waar zijn de anderen?
‘Met de wind mee.’ De snelle boten hebben de wind gehaald, wij varen er in de stilte achteraan. De boot deint. De hut voorin kan barsten, ik lig tijdens mijn vier uur af voortaan op de bank in de kajuit. Het slapen is er weinig en warm. We eten ’s avonds met z’n vieren, maar de afwas is nog niet gedaan of ik hang weer overboord. Dit keer stop ik niet met overgeven. Mijn eten, mijn drinken, mijn gal. Alles moet kennelijk weg. Mijn lichaam houdt uitverkoop. Neem nu mee! Alles voor niets!
De nacht brengt geen verkoeling. Ik plak alsnog snel een pleister achter mijn oor. Zes tot twaalf uur heb ik nog vanaf nu. Dan gaat dat verrekte ding werken en helpt me van dit gevoel af. Inslingeren, wat een onzin.

(c) Wieke van Oordt.

Verhoging

Wat wil mijn lichaam nou toch nog van me? Ik heb het niets meer te bieden. Het heeft alles al meegenomen.
De nacht gaat over in de dag. Denk ik.
Ik lig met volle bepakking op de bank, gekruld. Ik heb het ijskoud. Ik heb het bloedheet.
Iemand legt een hand op mijn voorhoofd. ‘Je hebt verhoging.’
Dit kan geen zeeziekte zijn. Daar hoort toch geen koorts bij?
‘Misschien dat alles er nu ook uitkomt,’ zegt een bemanningslid. ‘Stress? Oververmoeidheid? Samen met zeeziekte?’
‘Ik heb vast een bacterie of zoiets,’ opper ik. ‘Een ontsteking, een infectie. Dit gaat over.’

Naar de wal

Ze vullen mijn flesje met schoon drinkwater, ze nemen mijn wachten over. De motor is al uren aan. Ik hoor ze praten.
‘… Tyborg binnenlopen…’
‘…naar de wal….’
‘… en dan? Dan ligt ze daar, ziek te zijn. Wat doen we?’
Ik wil wat zeggen, me mengen in de discussie, maar het lukt me niet. Ik heb vijf jaar in de tropen gewoond en ben bekend met de gevaren van uitdroging. Het kan obsceen snel gaan. Duurt het twee dagen voordat je schade toebrengt aan je nieren? Vierentwintig uur?
Ik kan me niet meer herinneren hoe lang het geleden is dat ik heb geplast. Het moet ergens gisteren zijn geweest.
Ik geef niet meer over. Ik lig.
Ik kijk naar het flesje in mijn hand. Daar zit water in, ik zie het blinken. Ik moet dat gaan drinken, ik moet dat nu gaan drinken. Dat kan ik nog net denken voor ik in slaap zweef.

(c) Wieke van Oordt.

Omslagfoto: Wieke van Oordt
Tekst: Wieke van Oordt

Tags: Last modified: 30 juli 2018
Sluiten