Reisverhalen

Column Anna: Vriendelijke reuzen

08:10

Baai

Het weer op dit deel van de Pacific blijft onvoorspelbaar en gewelddadig. We halen diep adem en gooien los op Samoa. Het volgende leuke eiland met de prachtige naam Niuatoputapu hebben we geschrapt; we gaan in één keer 350 mijl zeilen naar de Vava’u eilandengroep. We willen deze overtocht zo snel mogelijk achter ons hebben én de boel heel houden. Het lukt: doodmoe, afgerammeld en opgelucht draaien we na twee en een halve dag de baai van de hoofdstad Neiafu binnen. Nou ja, hoofdstad: het is een vriendelijk dorp met een paar duizend inwoners. Zaterdagmiddag, net na sluitingstijd van de overheidskantoren. We hijsen de Q-vlag en de vlag van Tonga, pikken een meerboei op en proosten op de veilige aankomst. Een Zweeds stel dat een halve dag eerder uit Samoa vertrok, komt met hun bijbootje naar ons toe. Nog steeds wit om de neus vertellen ze van een luchthapper die finaal uit hun dek gerukt is door een golf. Ook zij hebben het aardig voor hun kiezen gehad. Maar we zijn er! Gretig nemen we alles in ons op.

Ik ben hier niet

Column AnnaOfficieel mogen we niet de kant op voordat we ingeklaard zijn. We begrijpen al snel dat er niet zo precies gekeken wordt. Dus proberen we een gezicht te trekken van ‘nee ik ben hier niet’ en blazen de bijboot op. De ankerplek bij het dorp is veel te diep, dus een duikbedrijf verhuurt meerboeien voor een schappelijke prijs. We melden ons hij hun kantoortje. De bijbootsteigers liggen vol. Daar pal achter zitten barretjes die zich vrijwel helemaal op de zeilers lijken te richten. Hoger tegen de heuvel loopt de doorgaande weg die naar het dorpscentrum leidt. Langzaam, alles in ons opnemend, lopen we naar de geldautomaat en de groentemarkt. Op straat een wonderlijke mix van zeilers in verschoten shirts en korte broeken en Tonganezen. De tradities en cultuur van Tonga schrijven voor dat men zich van top tot teen netjes kleedt. Voor de dames een blouse die over de heupen valt met korte mouwen en daaronder een lange rok. De mannen in veel gevallen ook een rok tot over de knie met een overhemd met korte mouwen. Net als in Samoa zijn de mensen hier erg lang en in veel gevallen ook nogal dik. Veel mensen dragen een traditionele pardanus-mat om hun middel. Een fijngeweven mat van een goudgeel soort stro. Met een prachtig gevlochten touw wordt het op z’n plek gehouden. “Zo’n mat kleedt nou niet direct af” observeert Wietze als een kolossale man krakend met z’n mat achter ons langs loopt. Het is een kijkfeest van jewelste. Ondanks het contrast groet iedereen elkaar vriendelijk.

Na een relaxte zondag klaren we op maandag in. Een douanesteiger waar je een rolberoerte van krijgt. Geschikt voor coasters, maar niet echt voor jachten. Enorme rubberen blokken maken korte metten met je zeereling als je niet oppast. Wietze bewaakt de stootwillen en ik ren op en neer om alle papieren ingevuld te krijgen. Een Health Inspector komt aan boord. De gebruikelijke kletskoek. “Zijn deze bananen nog goed? Ik moet er een proeven”. En het gebedel om souvenirs. We zijn voorbereid, dus Wietze krijgt hem met een blikje frisdrank en een pak melk de deur uit. Opgelucht liggen we twee uur later weer aan de meerboei.

Hoogseizoen

De dagen erna komen we lekker bij, genieten van alle kleine verrassingen in Neiafu en eten onze buiken rond aan allerlei nieuwe dingen die we hier op de groentemarkt kunnen krijgen. Verse pinda’s scoren erg hoog. Maar het belangrijkste moeten we snel regelen. Hier in de Vava’u groep komen elk jaar groepen bultrug walvissen om te baren en te zogen. Het water is beschut. Je kunt ze dus van vrij dichtbij bekijken en – als je geluk hebt – een beetje in de buurt zwemmen. Daar heb ik al heel lang mijn zinnen op gezet. Wietze heeft het er niet zo op. Mijn argumenten (‘ze hebben geen tanden’) overtuigen hem moeizaam. We lopen een boekingskantoortje binnen en slaan steil achterover. Er zijn twaalf bedrijven die dit aanbieden met in totaal 18 bootjes. De meesten zitten al volgeboekt tot en met 2018! Het blijkt dat volksstammen uit China en Japan hier heel graag naar toe komen. “Wordt er onderzoek gedaan naar de impact van dat toerisme op het gedrag van de walvissen?” vraagt Wietze voor z’n neus weg. Dat blijkt zo te zijn. De overheid staat in elk geval geen groei van de activiteiten toe. We blijken over een paar dagen nog de laatste twee plekken op een boot te kunnen boeken.

Use it or lose it

Als we terug naar de boot lopen, besluiten we om nog een paar straten om te lopen. Het is zo leuk om het dorp een beetje te verkennen. Zoals steeds, stopt er om de haverklap een auto met weer zo’n vriendelijke reus erin om je een lift aan te bieden. Maar we bedanken en lopen lekker door. In veel tuinen lopen losse varkens, soms omringd door een hele groep biggetjes. “Loop even door, dan maak ik een foto van dat grote varken daar” zegt Wietze. Het varken krijgt kennelijk sterallures en springt ineens op me af. Ik schrik me lam en spring opzij. Krak. Ik land op een steen en voel m’n been onder me weg schieten. Kermend lig ik op straat. Wietze zit naast me en probeert in te schatten wat de schade is. Al snel stopt er natuurlijk weer een auto. Ja graag! Wietze hijst me er in. Vijf minuten later zitten we in een havenbarretje en ligt er een zak ijs op m’n enkel. We krijgen de wifi-code en ik zoek op internet wat het kan zijn dat zo zeer doet. Na twee uur is mijn voet steenkoud en besluiten we voor het paardenmiddel ‘use it or loose it’ te gaan. Hop, schoen aan en naar de apotheek voor een rekverband. Duurt even, maar uiteindelijk komen we er. Het is een piepklein hokje waar een indrukwekkende dame de scepter zwaait. Eén blik is genoeg. Ze grijpt een rol verband, wijst naar een stoel en zwachtelt het prachtig in.

Ik kan wel janken. Hoe moet ik nu met die dikke voet in een flipper? We gaan al over twee dagen. IJverig oefen ik flipperbewegingen met mijn voet. Loop uren heen en weer in de kajuit om de zwelling eruit te krijgen. Het lijkt de goede kant op te gaan.

Mama walvis

Column AnnaEn dan is het zo ver. In alle vroegte laden we alles in de bijboot en tuffen naar de kant waar de snelle ‘whalewatchboot’ al klaar ligt. Met z’n zessen, de schipper en een gids gaan we op pad. Meteen aan boord doe ik m’n flippers aan. De schipper schiet in de lach. “Jij hebt er zin in”. Lach maar, ik kan dat ding één keer over m’n voet krijgen en daar blijft hij dus de hele dag. Dat ik me als een mislukte Donald Duck over de boot beweeg neem ik maar voor lief.
Al snel zien we spuiters in de verte. Langzaam gaan we naar eentje toe. “Als hij wegzwemt, heeft hij geen zin” legt de gids uit. “Dan laten we hem met rust”. Deze lijkt er wel zin in te hebben. Hij blijft een beetje rond het bootje hangen. Snel schieten we het water in. Het is ongelofelijk om zo’n bultrug van dichtbij te zien. In alle rust beweegt hij wat heen en weer en lijkt ons aan te kijken. Dan neemt hij een hap adem en duikt naar zo’n 30 meter onder ons. Daar blijft hij tien minuten liggen. En komt dan weer langzaam omhoog om adem te halen. En weer naar beneden. We kijken onze ogen uit, alle details die je kunt zien zijn even indrukwekkend. Dan heeft hij genoeg van ons en zwemt weg. Nog geen uur later is het weer raak. Een babywalvis springt telkens weer uit het water. Het plezier spat er van af. Voorzichtig laten we ons weer in het water zakken. Mama walvis houdt ons scherp in de gaten en neemt het kleintje naast zich. Samen zwemmen ze langzaam om ons heen. Ik grijns. Vriendelijke reuzen. Hoe toepasselijk, hier in Tonga.

Neiafu, Vava’u groep, Koninkrijk Tonga, september 2017

 

Bekijk hier de vorige column.

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten