Reisverhalen

Column Anna: De zinkmaffia

08:08

Rillend lopen we over de steiger. Onze volle rugzakken drukken zwaar op onze schouders. De overgang is wel erg snel; na een paar heerlijke weken backpacken in Mexico valt het winterweer in San Francisco koud op ons dak. Maar als altijd springt mijn hart weer op als we de blauwe romp van onze Anna Caroline in het vizier krijgen. Alles ziet er goed uit. Langzaam lopen we een rondje om haar heen. Onderzoekend kijken we naar alle details. Ziet er goed uit. Totdat onze blikken naar beneden glijden. Naar het heldere water en wat daardoor onder het wateroppervlak zichtbaar is. Een tuin. En wat voor een.

“Goh, wat voor leuks kunnen we allemaal doen voor 200 dollar?” vraag ik met een peinzende blik in het water. Wietze reageert verbaasd en enthousiast. Hij ziet zich alweer rondzoeven naar een leuke plek in een huurauto. Maar dan dringt de werkelijkheid tot hem door. Die 200 dollar gaan we niet verdienen. Die gaan we besparen. Beter gezegd: die gaat hij besparen. Op een manier die helemaal niet leuk is. De tuin moet weg en dat betekent dat hij het koude water in moet. Het water hier in de baai is op sommige dagen glashelder. Maar als het geregend heeft is het van een vale modderkleur die helemaal deprimerend is.

“She is a little furry, don’t you think?” komt een steigerbuurman naast ons staan. Ja, onze boot is harig. Bedankt. We glimlachen maar wat en hijsen de rugzakken aan boord. Eerst maar eens uitpakken en bijslapen. Morgen zien we wel verder. ’s Avonds hebben we het er natuurlijk toch nog even over. “Stom dat we in Valdivia niet even snel een laag antifouling erop gesmeerd hebben” moppert Wietze. Ja, de boot stond toen anderhalve dag op de kant om een afsluiter te vervangen. De antifouling zat er toen minder dan een jaar op en alles zag er prima uit. Inmiddels zit de antifouling er ruim twee jaar op en doet helemaal niks meer. Op Hawaii hebben we een laag zeepokken opgelopen die waarschijnlijk goed grip biedt aan allerlei wuivend spul.

Dat wuivende spul zien we echter ook op andere boten. Het gros van de eigenaren vaart hier relatief weinig met hun boot. Een deel woont aan boord en is te lang bezig om alles vast te zetten voordat ze weg kunnen. Een ander deel heeft gewoon te weinig tijd, vermoeden we. Daarbij komt dat de omstandigheden in de baai van San Francisco buitengewoon gunstig zijn voor allerlei zeeleven. Dat is de reden dat er hier ook zoveel vis zit. Maar ook zeeleeuwen, zeehonden, grote roofvogels en zelfs walvissen die af ten toe de baai inkomen om te eten. Boten groeien dus heel snel aan. Dat wordt bestreden met een abonnement bij duikbedrijven die de bodem van de boot schoonhouden. Elke zes weken komt een duiker naar de boot. Die stalt zijn krabbers en schrapers op de steiger uit, hijst zicht in een volledig duikpak en gaat aan de slag. In anderhalf uur is de boot weer schoon. Gemiddeld kost zo’n beurt 200 dollar. Men betaalt het graag, want zelf doen is niet echt een optie. Wij zagen het allemaal met belangstelling aan. Wat ons vooral opviel, is dat die duikers ook vaak met zinkstukken lopen te slepen.

“Mooie nieuwe zinkstukken” merkte Wietze op tegen een eigenaar die een stukje verder aan de steiger ligt. “Nee!” zei de man verontwaardigd. “Die moesten er hoognodig af. Dit zijn de oude. De nieuwe zitten er net onder. Ik kan er weer drie maanden tegenaan”. Ik zie dat Wietze moeite moet doen om niet in lachen uit te barsten. “Vervang jij elke drie maanden je zinkstukken?” vraagt hij stomverbaasd. “Tuurlijk. Dat is nodig vanwege de zwerfstromen hier in de haven” is het zelfverzekerde antwoord. Wietze kijkt nog eens onderzoekend naar de polyester boot die net weer nieuwe zinkstukken heeft gekregen en loopt hoofdschuddend weg. Even verderop is een duiker bezig met de voorbereidingen voor zijn klus. Ook daar zien we zinkstukken liggen. Wietze schiet er op af. “Hoe vaak moet je zinkstukken vervangen?” vraagt hij zo naïef mogelijk. “O, zeker elke drie maanden” zegt de duiker. “Maar dat pakken we meteen mee. Dan is het niet zo duur”. Wietze knikt en we lopen samen terug naar onze Anna Caroline. “Wat een oplichterij!” briest Wietze als we weer aan boord zijn. “Kijk, dat je je zinkstuk op je schroefas regelmatig vervangt, daar kan ik inkomen. Dat doen wij ook elk half jaar. Maar op een polyesterboot alle zinkstukken elke drie maanden vervangen? Belachelijk”. “De zogenaamde oude zinkstukken zouden we op kunnen kopen en voor onszelf gebruiken” opper ik. Wietze grijnst. Na vijftien jaar zullen we binnenkort wel een paar van onze eigen zinkstukken moeten vervangen.

Voorzichtig breng ik het onderwerp weer op onze onderwatertuin. Met een lang gezicht knikt Wietze. Samen halen we alle spullen tevoorschijn. Zijn vuurrode oude surfpak gaat weer dienst doen als duikpak. De compressor sluiten we aan op de accu. En we maken met touwtjes wat bik- en schraapgereedschap aan zijn armen vast. Met een ijselijke gil gaat hij tien minuten later te water. Om warm te worden, schraapt en bikt hij er lustig op los. Ik sta op de kant de slangen in de gaten te houden. Natuurlijk heeft de actie binnen tien minuten de nodige toeschouwers. Terwijl wolken aangroei het water beginnen te vertroebelen, sta ik deftig op te scheppen hoe stoer Wietze wel niet is in dat koude water.

Met een proest komt hij boven. “Zie je al een verschil?” vraagt hij hoopvol. Ik knik en zeg dat ik ongelofelijk veel planten voorbij heb zien komen. “En hoe ziet het er wat dieper uit?” vraag ik. “Dat weet ik nog niet. Ik ga nu een meter dieper aan de slag” zegt hij. Terwijl hij het mondstuk weer in zijn mond stopt, zeg ik rustig: “mooi, check dan meteen even de zinkstukken”. De grijns op zijn gezicht is goud waard.

Emeryville, San Francisco Bay, VS, februari 2017

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten