Reisverhalen

Column Anna: Aloha!

08:43

De hele nacht volgden zware regenbuien elkaar op. In de ochtend zitten we gedachteloos op onze muesli te kauwen als ineens het wolkendek openbreekt. “Daar!” roepen we tegelijkertijd. The Big Island. Hawaii. We omhelzen elkaar en kunnen niet ophouden met wijzen en lachen. We hebben het gehaald. Heerlijk. De laatste mijlen gaan natuurlijk tergend langzaam, maar eindelijk varen we dan de baai van Hilo binnen. Och, wat hebben we hier naar uitgekeken.

Nu is een zeilboot met buitenlanders iets dat al snel tot zenuwachtige reacties bij de Amerikaanse autoriteiten kan leiden. We zetten ons al schrap voor het nodige gedoe. Braaf roepen we in allerlei varianten de havenautoriteiten op. Geen antwoord. Prima, dan varen we rustig en zeer zichtbaar door naar Radio Bay, het kommetje waar jachten liggen. Een knots van een cruiseschip ligt daar vlakbij. En ja hoor, zodra we daar achterlangs varen komt er een beveiliger aangestormd. “Hebt u zich gemeld bij de Coast Guard?” Balen, die variant hadden we nu net niet bedacht. “Eh nee, maar we hebben wel opgeroepen en er kwam geen antwoord”. Hij grijpt zijn portofoon en begint druk te communiceren. We kijken elkaar nerveus aan. Nu al problemen? “Vaar maar door naar Radio Bay en meer daar af” wijst hij even later.

Terwijl we daar druk mee bezig zijn, komt er een golfkarretje aangescheurd met een medewerkster van de havendienst. Wat blijkt? Er moet altijd iemand op de kant staan om je welkom te heten. En omdat ze niet wisten dat we kwamen, was er stress. We krijgen het welkomstinformatiepakket en de dame van de havendienst benadrukt dat ze gaat bellen met immigratie en over een half uurtje terug zal zijn. Wij staan nog helemaal te klotsen van de emotie en vinden het allemaal prima. Een half uur later is ze weer terug en hebben wij de boot afgemeerd: anker aan de voorkant, twee lange lijnen naar bolders op de kant. Meteen achter die bolders staat een enorm hek. Daarachter is een containerterminal.

Vrolijk bevestigt ze dat de immigratieman over anderhalf uur naar het kantoor zal komen om ons ‘te verwerken’. Wat een service op een zondag, we zijn verbaasd. Met onze bijboot moeten we naar een parkje peddelen, want we mogen niet via de containerterminal naar de grote weg lopen. Met onze papieren onder de arm lopen we een uurtje later door het parkje. Een groepje kerels zit daar lekker in de schaduw te bieren. We kletsen wat met ze en maken wat van die ‘slap lullen-grapjes’. Ze zullen onze bijboot in de gaten houden, zeggen ze.

“Hi, I’m George Valdez and I’m handling your paperwork today” worden we even later welkom geheten. Hij legt uit dat ze een ‘one stop shop’ hebben: immigratie, douane en landbouwinspectie in één. Het hele proces gaat rap, zeker ook omdat we in Nederland onze visa al geregeld hadden. “Waar gaan jullie hierna heen?” vraagt hij. Enthousiast leggen we onze plannen uit. “Oh, dan geef ik jullie een verblijfsvergunning voor een jaar”. We vallen uit onze stoel. Een jaar? We hadden verwacht dat we elke drie maanden de molen weer door zouden moeten. Hij ziet onze verbaasde blikken. “Het is toch veel makkelijker zo?” vraagt hij ook nog. We weten niet hoe gauw we ‘ja’ moeten knikken.

En daarmee is de toon gezet. Ons feestelijke gevoel over onze aankomst hier blijft maar doorgaan omdat de sfeer ontspannen en vriendelijk is. Het ‘Aloha’ klinkt overal: een soort verzamelwoord voor ‘welkom en hallo’. Zelfs op het postkantoor worden we met “Aloha” begroet. We moeten daar een heel vreemde transactie uitvoeren. Het havenkantoor is een geldvrij kantoor. Dus om je havengeld te betalen moet je een ‘money order’ kopen. Dat is een soort cheque voor het exacte bedrag van het havengeld. Je betaalt het geld in het postkantoor en krijgt een zeer officieel uitziend papiertje er voor terug. Daarmee moet je dan naar het havenkantoor terug. Het kost even tijd, maar men is uitgebreid bereid om alles uit te leggen en ons te helpen.

We rommelen een paar dagen op de boot. Dan huren we een auto en gaan de toerist uithangen. Prachtige vulkanen, lavastromen en indrukwekkende kliffen. Hawaii is een heel mooi eiland met allerlei verschillende landschappen. Soms rij je tussen koeien en boerderijen die ook in Nederland zouden kunnen staan. Dan weer woeste vergezichten over woenstijnachtige gebieden. En elke avond als we teruglopen door het parkje, zitten de mannetjes er weer te bieren. Uitgebreid worden we ondervraagd over wat we nu weer allemaal gezien en gedaan hebben. We lachen wat af met ze.

Gisterochtend brachten we al vroeg de huurauto terug. De mannetjes waren er weer, maar dit keer ook een paar hele grote kerels erbij. In het parkje liggen van die enorme Polynesische outrigger-kano’s. We stonden wat met de mannetjes te praten over die kano’s. “Zouden wij mee kunnen als ze gaan varen?” flap ik eruit. “Zeker schat, dan mag je mijn peddel lenen” grapt een mannetje. Maar hij komt overeind, smoest wat met de grote kerels en voordat we het weten zitten we allebei in de kano. Vier van die kerels stappen ook in. We krijgen een halve minuut instructie en los gaat het.

De voorste man roept om de tien slagen “hut”. Dan maken we nog één slag en dan zegt hij iets dat klinkt als “oep”.  Razendsnel overpakken naar de andere kant en doorpeddelen. Het gaat snoeihard, we vliegen de baai in. Wietze zit op plek 5, vlak voor de roerganger. Ik zit op plek 2 achter de “hut”-roeper. De roerganger brult na een kwartiertje hard peddelen: “you guys are gooood”. Trots peddel ik nog harder. We ronden een eiland in de baai en anderhalf uur later draaien we hijgend Radio Bay weer binnen. Met z’n allen de kano op de kant hijsen en high fives maken. Wat een geweldige belevenis. De mannetjes zitten op het grasveld te grijnzen als ze ons zien. “Aloha! Biertje?”

Hawaiii, Hilo, mei 2016

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten