Reisverhalen

Versneeuwd en andere genoegens

22:59

“wat is er toch zo leuk aan winterzeilen?”
Niet iedereen sluit het zeilseizoen af in het najaar. De ware bikkel zeilt ís winters door. In winterwedstrijdseries, maar ook als volhardende toerzeiler. Een grote groep kiest tijdens het kerstreces de Waddeneilanden als doel. Op zoek naar het winterzeilgevoel.
 
 
Genoegens

Klein, vief en vijfentachtig is ze en met een meewarig: Och kind, moet je nu weer in die kou het water op? “Wat vinden jullie daar nu aan?” zwaait moeder ons uit. Het is tweede kerstdag, een grauwe miezerige ochtend. We verlaten de warme wereld van kristallen messenleggers en engelenhaar, waarvoor we een etmaal lang onze kerstzeilreis onderbroken hebben. Tussen het duindorpje en ons schip liggen twee wandelingen, een vale, kauwgomplakrijke bushalte, een tochtig perron gelardeerd met louter in hun mobieltje gekeerde telefonisten, en ook een afgebroken klimpartij over het hek van het volkomen verlaten terrein van de Koninklijk Marine Jacht Club. Afgebroken omdat Hil toch nog het knopje van de bewaking vindt en succesvol gebruikt.De vloed duwt al. Aan boord frommel ik mijn nette jasje in een plastic zak en zet Hil haar wollen muts met pompoen op. Groots en meeslepend wacht ons het wad. De vloed duwt al, en de wind zit goed tegen. De zon staat twee vingers breed boven de Helsdeur, de Razende Bol licht goud op en in het oosten lopen donkere wolken met neerslag waaiers ons tegemoet. Hoog aan de wind lopen we richting zeegat. De wind wordt minder, krimpt en ruimt weer, we trimmen, sturen te hoog, te laag en worden steeds verder naar het Gat van de Stier verzet. Ongedurig zoeken we wind en wat ongelukkig met dit getreuzel stel ik narrig voor Ankeren dan maar? Bij het uitspreken van deze dreiging helt het schip een beetje, komt er druk op het roer, en strak zeilen we tot vlak onder Texel’s zuidpunt.Voor de Hors gaan we door de wind. In de wending trekken we het eerste rif, dwars van Oudeschild het tweede en nog geen halve mijl verder het derde rif. Zwaar stort de wind zich uit een breed aanrollend veld van aambeeldwolken. Met deemoed zien we de Texelstroom in een schuimende watermassa veranderen en buigend voor het geweld scheren we tegenstrooms de haven van Oudeschild in.

Zou winterzeilen nu zo aardig zijn omdat je in een paar uur meer beleefd dan in een paar weken zomerzeilen?î begint Hil peinzend, rozig en voorzichtig nippend van de gluhwein. Ja, maar ook wel de bevrijding van alle walsores,stel ik denkend aan alle sociale verplichtingen die we nu mis lopen.

Versneeuwd liggen Wind noordoost 5-6, actuele wind een NE 7, komt de Brandaris helder door. Het lijkt hier anders best mee te vallen. We lopen van de Zeedijk terug naar de Lis. Laten we het maar proberen. Kachel uit, meeste zeilbandjes weg en dan ineens, met de hand al op de startknop, ligt het schip op de kale mast heel scheef in het water. De wind huilt door het want en sneeuw stuift horizontaal voorbij. We liggen versneeuwd, besluiten we. Nog net kunnen we de uitgaande oliekachel weer opstarten en in plaats van kruisen in het Scheurrak knerpen we richting Oostkaap door eindeloze sneeuwvelden van het volstrekt verlaten gebied op de grens van land en zee.

Het kacheltje gloeit, de speculaasbrokken liggen op tafel en wij op de banken. Of is nu zeilen gewoon een excuus om heel veel en ongegeneerd lekker te kunnen liggen lezen? Probeert Hil haar vinger achter de geneugten van het winterzeilen te krijgen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA Warmteweerkaatser

De dikke sneeuwlaag krijgen we ís morgens goed weg met putsen relatief warm (3∫C) zeewater. Restjes sneeuw en water maken de kuipbank niet aantrekkelijk, maar zonder dralen plof ik erbovenop en met welbehagen voel ik de warmte van ons nieuwe wapen tegen de optrekkende koude. Uit een oud kampeerslaapmatje, zoeen met gesloten cellen, hebben we inzetzolders voor onze zeilbroeken geknipt. Het idee komt uit de beroepszeilvaart. Dit losse inzet stuk beschermt ons zitvlak en vraagt wel wat aandacht bij het aankleden, kleedt niet slank af, maar is een formidabele warmteweerkaatser en isolator. En een stukje rubber slang om het warmte wegzuigend rvs stuurwiel maken ook het sturen weer aangenaam.

Alleen de kluiverschoot is bevroren en wil zich niet om de lier voegen wanneer we met lange slagen richting Friese wad zeilen. De lieren lopen stroef, slecht gesmeerd door het stijf geworden vet, de LCD-schermpjes hebben het koud en vervagen. De Texelstroom en Doove Balg stromen naar buiten en naar binnen. Verfrist en helemaal alleen op het water spoelen we uiteindelijk door de Boontjes en lopen tegen borreltijd Harlingen aan. Alsof de verkeerspost aan de dimmer draait zo snel valt de nacht bij het aanlopen van het Plankenpad.

Mooi laag en strak knoop ik het tentje boven het luik van onze kooi. Laat het nu maar sneeuwen en hagelen wij slapen met heerlijke frisse lucht, kom ik tevreden in de kuip. En ik wordt weer wakker naast een kerel met een ijsmuts, beoordeelt Hil mijn frisse lucht manie en op dezelfde toon verder gaand: Het is in ieder geval niet de heldhaftige strijd tegen de koude en andere ontberingen die het winterzeilen zo bijzonder maakt. Een beetje schoorvoetend moet ik dat toegeven denkend aan de pantoffels die bij de kachel klaar staan, de snel slinkende voorraad gluhwein en de warmwaterkruik aan het voeteinde van ons bed.

Besneeuwde boeinummers

Pikzwart, nee, hartstikke zwart, probeert Hil de lucht boven Griend te beschrijven en je kunt er niet onderdoor kijken. Radar opwarmen, kijken of we nog wat waypoints in de buurt kunnen invoeren en een rifje erin, concludeer ik en zwaai naar binnen om wat knoppen in te drukken. Buiten beginnen Lis en Hil heel wit te worden. Het zicht loopt snel terug, gelukkig kunnen we tijdens het reven een mooie lange slag buiten de boeien maken. Na een eerste sterke vlaag zakt de wind in en na het piepen van de dieptemeter hobbelen we over de andere boeg met te weinig tuig weer richting vaarwater. ìHee Hil, ik snap nu waarom er geen snowclutterknop op de radar zit, het beeld blijft behoorlijk helder in deze sneeuwbui. Kun je lezen wat er op die boei staat die net voorlijker dan dwars, aan stuurboord zit?

Nee joh, het nummer zit onder de sneeuw. Net wanneer ik me comfortabel achter de GPS en radar wil installeren klinkt het: Kom maar weer naar buiten, goed zicht, rif kan eruit en kluiver erbij.

Wanneer we uiteindelijk de Slenk uitdraaien richting West, is het bijna blak en ligt het Groene Strand er wit bij onder een pastelblauwe lucht. West ontvouwt zich Anton Pieck-achtig onder een alweer snel opbouwend donker wolkenfront.

Beetje thuis

Bij het vastknopen zoeken en vinden we de onder sneeuw verborgen bolders, grappen we met oude bekenden en vrienden, en horen, bij het afbinden van de vallen, dat het Kerkje met de tweedehands boeken weer open is. Kortom, we komen een beetje thuis en bij het routineus speuren naar mogelijke nachtrust verstorende rammeltjes, bonkjes of knerpers oppert Hil, nog steeds bezig met de aantrekkingskracht van het winterzeilen: Wat is het toch luxe dat je gewoon havens kunt aanlopen, waar overal plaats is en je eigen plekje aan de kant kunt zoeken op de voor jouw prettige afstand tot andere schepen”.

De volgende dag, versneeuwd, met een aan de vaste wal weer flink opgeklopt weeralarm, stampen we ons een weg door bos en duin, worstelen ons ís avonds lang vele omgewaaide kerstbomen een weg naar een eetplek. Bijna massieve sneeuw, horizontaal voortjagend, licht wit op in de bundels van de Brandaris. ì Of zou het dat vleugje gevaar zijn?î roep ik denkend aan de winterse geneugten tegen het stormgeweld in. ìNou ja, gevaar is overdreven, maar dat extra alert zijn bij het naar voren schuifelen over een dek met ijs, bij heftige weersveranderingen in nauwe geultjes met intens koude handen klooiend met het rif. De rest, van mijn poging om het winterzeilen nog iets heroïsch te geven, verwaait in de wind.

Door naar Enkhuizen

Oudejaarsdag, na een dag in West hebben we alweer de vertrekkriebels, een beetje om het werk, misschien ook wel de drang om aan de knusse beknelling van de met lichtjes versierde jachten en oliebollen met champagne op de steiger te kunnen ontsnappen, maar bovenal omdat het Schuitengat over stuurboord bezeild is en de Slenk een bijdewindse droomkoers over bakboord. In de luwte van de veerboot draaien we het grootzeil omhoog, bij het haven uitdraaien, schoten we de fok strak en boven het Groene Strand komt de kluiver erbij. Haast beduusd ligt op de Vlieree een groot vrachtschip ten anker, vanuit zee binnengelopen om te schuilen heeft het gisternacht de zware zuidooster storm veilig tussen de banken afgereden. Terwijl we boven de boeg overstag gaan horen we op VHF hoe ook de schuiler bij het Bornrif zijn weg weer vervolgen gaat. Het wordt een lange dag, te weinig water voor het Zuid Oost Rak, zodat we via Harlingen pas in het schemerlicht de sluis bij Kornwerd aanlopen. ìTja, het moet je hobby maar zijn.î vindt de sluismeester als hij verneemt dat we van plan zijn nog naar Enkhuizen door te gaan.

We breken vlot door het drijfijs in de binnenhaven en buiten wacht ons het zwarte, heftig klotsende IJsselmeer. Nu al missen we het wad met zijn beschermende banken. De nog vaag zichtbare driehoek van het grootzeil lijkt als een vleugel langs de heldere sterrenhemel te scheren, het horizontale zicht is daarentegen slecht, maar boven het rode kompaslichtje schommelt de roos geruststellend rond een zuidelijke koers. De vele blinde boeitjes verontrusten Hil en gehard houdt ze buiten alles in de gaten, terwijl ik wat plot, wat radar waarneem en een lange rits van hete drankjes verzorg. In de lichtenlijn schuiven we uiteindelijk tussen het rood en groen van het Krabbersgat, draaien stuurboord uit de ankerkom in en komen vlak onder de wal van het museum ten anker.

OLYMPUS DIGITAL CAMERATussen de oren

Ongeduldige donderslagen en spetterende vuurpijlen lijken nog ver weg, maar dan lichten de schelpenkalkovens even spookachtig op tegen de rode gloed van ernstvuurwerk en doet mijn geheugen een achterwaartse sprong: in de vorige eeuw, terwijl de uitlaten van onze Puchs nog natikkend afkoelen, peddelen Jules en ik in het holst van de nacht het slootje uit onder deze zelfde kalkovens, die toen nog in Akersloot stonden. Het is Luilakken in Noord-Holland en in plaats van met veel lawaai ons dorp wakker te maken, knisperen we met mijn oude A-klasse tussen de eilandjes van de geheimzinnige Limmerhoek. Het is doodstil op het water met af en toe wat zacht geflapper van het achterlijk van het katoenen houarituigje en geruststellende klokslagen van de dorpjes rond het Alkmaardermeer. Het gebeier van de Drom, de aanzwellende galm van de Zuiderkerk, maar vooral de geur van gl¸hwein brengen de jaren terug en van de weeromstuit wat stram hurk ik bij de ankerlier, steek nog wat ketting, en hang het ankerlichtje in het voorstag.

Zou die luilaknacht de kiem voor het winterzeilen zijn geweest? Rozig en voldaan zakken we in de buik van het schip onderuit okee, wat is er nou zo leuk aan winterzeilen?î begint Hil met een blik van ëdit lossen we even opí. En net wanneer ik Darwiniaans op dreef kom met het voordeel van de aanpassing aan omgevingsstress in verband met de komende ijstijd besluit ze ferm uit. Zit gewoon tussen de oren. Verbluft schenk ik nog eens in. Wanneer het vuurwerk boven Enkhuizen donderend en gillend losbarst, liggen wij al heerlijk in ons mandje, lekker fris onder het open luik, met ijsmuts en warmwater kruik.

Last modified: 8 april 2021
Sluiten