Zeiltrim

Tell tales uitgelegd: de fok

16:00

Goede stroming

De beste stuurman kijkt naar de tell tales. Zeilen ging op pad met zeilmaker Martin Baas. Hij legde precies uit hoe de tell tales werken. Deze week: de fok.

Hulp met schakelen

Tell tales helpen ons bij het maken van een benadering van de optimale zeiltrim. Die trim wordt bepaald door de stand, het profiel en de diepte van de zeilen. Samen vormen deze drie factoren het zeilvermogen en nemen het bovenwater gedeelte van de vaart voor hun rekening. Het continue aanpassen van deze eigenschappen wordt onder wedstrijdzeilers ook wel ‘schakelen’ genoemd en is verheven tot tijdsbesteding nummer één tijdens wedstrijden. Voor de meeste toerzeilboten beperken de schakelmogelijkheden zich tot het werken met vallen, schoten, overlopen, onderlijkstrekkers en halstalies. In een serie van foto’s doorlopen we de verschillende trimmogelijkheden en de bijkomende werking van tell tales, te beginnen bij de voorzeilen.

Schoot te dicht: oploeven

Schoot te los: afvallen

Goede stroming

Voorzeilen

In de fok maken we onderscheid tussen tell tales die kort achter het voorlijk zijn geplaatst en de tell tales die op elk kwart lengte van het achterlijk naar achteren wapperen. Het onderste paar tell tales achter het voorlijk noemen we de stuur-tell tales en dienen voor het oog van de schipper om de aanstromingshoek van de wind goed te bepalen. Is dit het geval, dan waaien zowel loef als lij netjes naar achteren. Bij een te ruime aanstromingshoek zal de tell tale aan lij dood vallen omhoog wapperen, omdat de wind te vroeg van het zeil afbreekt en turbulentie veroorzaakt. Bij een te kleine aanstromingshoek zal de tell tale aan loef gaan sputteren. Dit is de voorbode van een killend of bakzeil halend voorlijk.

Alleen een goede aanstromingshoek is nog niet voldoende om de optimale trim in de fok te verkrijgen. We kijken eerst naar de valspanning, dan de schoot, de positie van het lijblok en gebruiken eventueel nog een barberhauler om de fok goed zn werk te laten doen. Door de valspanning iets te verslappen verplaatst de bolling in het zeil zich iets naar achter, wat prima is op ruime koersen en bij weinig wind. Bij harde wind en bovenwindse koersen is het juist zaak de val en voorstag flink aan te halen om het achterlijk te vervlakken en de bolling naar voren te halen; op zo’n 20-30% achter het voorlijk.

De schoot en de positie van het leiblok kunnen elkaar goed aanvullen om de juiste spanning op achter- en onderlijk en bolling te forceren. Op aan de windse koersen versiert de ideale samenwerking tussen schoot en blok een strak onderlijk met de juiste twist op het achterlijk.  De twist is feite een ingebouwde verdraaiing van het voorzeil die als overdrukventiel fungeert. Over de lengte van het achterlijk komt de schijnbare wind, gezien van beneden naar boven, geleidelijk steeds ruimer in doordat het verder van het wateroppervlak af ook harder waait. Zonder twist veroorzaakt het zeil bovenin dus steeds meer helling en minder stuwkracht. Juist bovenin blijkt dit een verstorende factor, omdat de hefboomwerking er het grootst is. Een juiste twist creëert meer stuwkracht en minder helling.

Een lijblok dat te ver naar voren staat geeft het onderlijk te veel bolling waardoor er turbulentie kan optreden door losbrekende luchtstroming. Daarnaast kan zo’n trimfout ook het achterlijk te veel dichttrekken zodat de nodige twist niet optreedt. Andersom veroorzaakt een lijblok dat te veel naar achteren is geplaatst overmatig veel twist waardoor het bovenlijk zelfs kan gaan killen en z’n functie verliest. Bij veel wind is dit het daadwerkelijke eerste rif. Een manier om te controleren of de twist op orde is, voor zowel groot- als voorzeil, is door met een iets te dichtgetrokken zeil van halve wind naar aan de wind op te loeven en te kijken of de tell tales aan het achterlijk gelijktijdig door de wind naar binnen worden gedrukt. Worden de onderste tell tales eerder door de wind naar binnen gedrukt, dan is er te weinig twist en vice versa. De ideale twist verraadt zich dus door synchroon bewegende tell tales op het achterlijk.

Door barberhaulers in te zetten, is het mogelijk om de schoothoek meer richting de hartlijn van de boot te trekken. De kleinere hoek tussen hartlijn en onderlijk staat hoger aan de wind zeilen toe. Hoe sneller het schip hoe meer dit van toepassing kan zijn. Het gevaar schuilt erin dat de zeilen te dicht getrokken worden waardoor turbulentie achter het achterlijk ontstaat dat tevens het voorlijk van het grootzeil verstoort. Tell tales zullen het verklappen.

Lijblok te veel naar voren: geen twist

Lijblok te veel naar achteren: te veel twist

Lijblok goed: twist loopt op over de lengte van het achterlijk

Volgende week bespreken we het grootzeil

Foto’s Rob Bonte

Tags: , , , Last modified: 18 maart 2021
Sluiten