Reisverhalen

Column Anna: Vakantie

07:00

“Wat gek dat er geen andere boten zijn” zeg ik en kijk voor de zekerheid nog even achter ons. De brede fjord is leeg. Het zonlicht schittert op de sneeuw die hoog op de granieten bergtoppen ligt. Prachtig. De lucht is strakblauw en het is lekker warm. Een paar dagen geleden gingen we ineens van fleece en zeilpakken naar T-shirts en korte broeken. Mij hoor je niet klagen.

Maar nu ter zake. De Mailibu ‘rapids’ liggen voor ons. Dit deel van de kust van British Columbia kent een flink getijdeverschil en in smalle gaatjes stroomt het hard. Je koopt een stroomgids en rekent uit wanneer het tij kentert. Dat is het moment om er door heen te gaan. We hebben al een paar van die stroomversnellingen genomen. Meestal ligt er een rijtje boten te wachten op het juiste moment. In ganzenpas gaat het hele spul er dan doorheen. Onze ervaring is dat je vaak met het staartje stroom in de rug er ook nog wel doorheen kunt. Maar er lijkt iets geks te zijn met het boek en de werkelijkheid: we hebben ook al eens tegen drie knopen stroom in zitten duwen, terwijl volgens het boek de stroomrichting precies andersom zou moeten zijn. Dat was ook zo’n moment dat we de enige boot waren die door het gaatje wilde.

Met de verrekijker spiedt Wietze vooruit. Geen golfje te zien. De Malibu stroomversnelling gaat in een scherpe bocht met een naar setje rotsen aan beide kanten. Op de oever staat een vakantiekamp voor jongeren. We hebben veel bekijks. “Volgens de stroomgids zitten we een uur voor de kentering, het zou nog maar één knoop mee moeten staan” lees ik nog eens voor. “Ik heb geen zin om nog een uur te wachten, het ziet er rustig uit” besluit Wietze. OK. Ik pak de marifoon en volledig volgens de ‘rapids-etiquette’ roep ik: “securité securité, this is 44 foot sailingyacht Anna Caroline entering Malibu rapids northbound. Any opposing traffic please come now”. Geen reactie. Voor de zekerheid ga ik voorop staan om eventuele rotsen tijdig te kunnen zien. Ik kijk nog een keer om en Wietze steekt z’n duim op. We gaan.

De eerste vijftig meter is het water glad en loopt alles vlotjes. Ik zwaai vrolijk naar de jeugd op de kant. Die eten een ijsje en zwaaien terug. Dan ineens zie ik een soort bubbelbad voor ons. Te laat! Het is hier zo smal dat we niet meer terug kunnen. Ik kijk om en zie dat Wietze het ook gezien heeft.  Het bubbelt en bruist voor ons. Draaikolken, zijwatervalletjes en hele kuilen in het water. Het stroomt dat het giert. Eén knoop mee? Mooi niet. Hier staat veel meer. De scherpe bocht zorgt voor nog meer spektakel. Je voelt dat we een drempel afgaan. Onze lange kiel pakt natuurlijk vol de kracht van het water. Wietze staat zich een ongeluk te sturen om niet uit de bocht te vliegen. Eenmaal door de bocht zwiepen we naar links en naar rechts op de draaikolken. En dan is het voorbij. “Hoe hard gingen we?” vraag ik. Wietze kijkt me nijdig aan. “Denk je nu echt dat ik op dat metertje ga kijken als we in zulk water zitten?” Oeps.

Nu het water weer normaal is, kijken we om ons heen. Dit is de Princess Louisa Inlet, een zijfjord van Jervis Inlet. We zijn vanaf de kust van British Columbia bijna veertig mijl naar binnen gevaren om deze plek te bezoeken. Het is een smalle fjord, waar het water glad als een spiegel is. Grote reigers vliegen over ons heen. Graniet rondom, sneeuw bovenop, peilloos diep water. Het is net een hele grote kathedraal. In het voorjaar moet het hier spectaculair zijn: het smeltwater van hoog in de bergen komt dan in de vorm van honderden watervallen naar beneden gestort. Nu staat de zaak in de ‘zomerstand’ en is er alleen één waterval aan het einde van de gletsjer: Chatterbox Falls. We varen vier mijl de fjord door. Helemaal aan het einde is een steiger gemaakt. Daar knopen we vast. Prachtig zonnig weer, dus zwemspullen uit de kast en hop, naar de waterval. Terwijl ik naar het donderende geweld sta te kijken, besluit Wietze dat hij het warm genoeg heeft. T-shirt uit en in zijn zwembroek scharrelt hij over de stenen naar de onderkant van de waterval. Als een soort Tarzan neemt hij een douche. Ik lach me een breuk, want de Tarzan-pose mislukt steeds omdat hij wegglijdt op de stenen. Als het gebadder achter de rug is, gaan we lekker in een poeltje koel water zitten. Flesje fris erbij. Heerlijk.

Eenmaal terug op de steiger zien we dat er een hoop nieuwe boten bijgekomen zijn. Die hebben kennelijk wel het goede keerpunt van het tij gevonden. Onze Anna Caroline heeft heel wat bekijks. We waren wel gewend aan vragen van medewatersporters in Alaska en Canada. Maar dat waren mensen die zelf ook grote afstanden aflegden. Nu zitten we tussen de vakantiegangers. En dat levert weer hele andere gesprekken op. Om ons heen springen kinderen met gierende pret in het water. Felgekleurde opblaasdingen vliegen in de rondte. Ouders smeren hun deerlijk verbrande armen nog maar eens in. Mensen hebben de hipste zomerkleren aan. Ineens realiseer ik me dat wij inmiddels in een zwaar verbleekt kloffie rondlopen. Binnenkort maar eens ergens gaan shoppen.

Tegen de avond wordt het rustiger. De stemmen worden zachter, de rook van de barbecues op de achterdekken drijft langzaam weg. Genietend slenteren mensen nog wat in de rondte. Hier en daar een praatje. Onze buren komen even kletsen, we drinken een glas wijn in onze kuip. “Aaah, morgen weer terug. Maandag aan het werk” zucht de buurman. “En jullie?” vraag hij. Even weet ik niet wat ik moet zeggen. Wij blijven nog een dagje genieten hier. En nog eentje als we dat willen. Door de ogen van de vakantieganger zie ik ineens weer wat een geluksvogels we zijn.

Princess Louise Inlet, British Columbia, september 2016

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten